ECLI:NL:RBZWB:2017:303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
C/02/324966 / FA RK 16/7446
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Hooff
  • A. van Gent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis met voorwaarden voor zorg en toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2017 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een voorwaardelijke machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om een voorwaardelijke machtiging te verlenen, in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), toegewezen. De betrokkene, die thuis verblijft, heeft eerder een voorwaardelijke machtiging gekregen, maar er zijn zorgen over haar geestelijke gezondheid en het gevaar dat zij voor zichzelf en anderen kan vormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich over het algemeen aan de afspraken met haar behandelend psychiater en andere zorgverleners houdt, maar dat er een risico bestaat dat zij zichzelf ernstig letsel toebrengt of suïcide pleegt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de inhoud van de stukken en het verhoor van de betrokkene. Er is vastgesteld dat de betrokkene een stoornis van de geestvermogens heeft die gevaar kan veroorzaken. De rechtbank heeft een behandelingsplan goedgekeurd waarin voorwaarden zijn opgenomen om het gevaar af te wenden. De betrokkene heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven. De rechtbank heeft echter ook opgemerkt dat er onvoldoende juridische grond is om te bepalen dat de behandelend psychiater verplicht is om zorg en toezicht te bieden in het geval dat er geen opnamecapaciteit beschikbaar is in het ziekenhuis.

De rechtbank heeft de nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot 5 juli 2017, met de voorwaarde dat de betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar volgens het gewijzigde behandelingsplan. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Van Gent, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familierecht
Breda
Zaaknummer: C/02/324966 / FA RK 16/7446
Beschikking van 5 januari 2017 betreffende voorwaardelijke machtiging opneming in een psychiatrisch ziekenhuis.
1. De procedure
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 22 december 2016 ontvangen verzoek van de officier van justitie (met het nummer 1005951), met bijlagen;
- de beschikking voorwaardelijke machtiging betreffende na te noemen betrokkene van 17 maart 2016;
- de brieven van GGz Breburg van 18 en 25 april 2016, 14 juni 2016, 1 juli 2016 en 30 augustus 2016;
- de brief van mr. Booij van 23 december 2016;
- de op 5 januari 2017 gegeven last tot toevoeging;
- het proces-verbaal van het op 4 januari 2017 gehouden verhoor.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging als bedoeld in artikel 14a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) ten aanzien van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende [adres 1],
hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. R.G.J. Booij te De Meern.

3.De beoordeling

Betrokkene verblijft thuis. Op 17 maart 2016 had de rechtbank een voorwaardelijke machtiging verleend. De tussen haar en het ziekenhuis gemaakte afspraken worden door betrokkene over het algemeen goed nagekomen.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en het gehouden verhoor van oordeel dat een stoornis van de geestvermogens betrokkene gevaar doet veroorzaken en dat dit gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting, slechts door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en het gehouden verhoor van oordeel dat een stoornis van de geestvermogens betrokkene gevaar doet veroorzaken en dat voor het afwenden van het gevaar een voorwaardelijke machtiging is vereist.
Bij dat oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat bij betrokkene sprake is van
een stoornis van de geestvermogens in de vorm van stoornissen tot uiting komend in kindertijd/adolescentie en stemmingsstoornissen, depressieve periode in engere zin met psychotische kenmerken.
De stoornis doet betrokkene gevaar veroorzaken. Het gevaar bestaat er vooral in dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, maatschappelijk te gronde gaat en een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Onder de verantwoordelijkheid van de behandelend psychiater is na overleg met betrokkene een behandelingsplan d.d. 6 december 2016 opgesteld, waarin voorwaarden ter afwending van het gevaar zijn opgenomen.
Bij gelegenheid van het verhoor van betrokkene is dit behandelingsplan met instemming van de aanwezigen gewijzigd.
Het gevaar kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgewend indien betrokkene zich houdt aan de volgende in het -gewijzigde- behandelingsplan opgenomen voorwaarden:
a. betrokkene komt afspraken na met de behandelend psychiater (hij coördineert de farmacotherapie en overlegt met de psychiater van de kliniek tijdens klinische opname);
b. betrokkene komt afspraken na met de overige GGZ-contactpersonen: mevrouw [naam behandelaar] (behandelaar) en mevrouw [adres 2] (case-manager);
c. betrokkene komt afspraken na met de ambulante thuisbegeleiders van Surplus en Zintri Zorggroep, alsmede met de pgb-zorgverleners [naam pgb-zorgverlener] en [naam pgb-zorgverlener];
d. betrokkene zoekt contact (bij crisis of dreigende crisis) met de behandelaar of diens vervanger of, indien cliënte dit zelf niet kan, via een derde;
e. betrokkene gebruikt slaapmedicatie bij slaapproblemen volgens het afgesproken wisselschema;
f. betrokkene ziet af van het reizen naar het buitenland zonder toestemming van het autisme-team;
g. betrokkene ziet af van een tweede hond of ander huisdier.
Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
In het -gewijzigde- behandelingsplan staat vermeld dat als betrokkene de voorwaarden niet naleeft of het gevaar niet langer buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden, HIC te Breda bereid is betrokkene op te nemen.
Van de zijde van HIC Breda is bij gelegenheid van het verhoor, in aanvulling op het behandelingsplan, medegedeeld dat als betrokkene de voorwaarden niet naleeft of het gevaar niet langer buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden, dat HIC Breda bereid is betrokkene op te nemen.
Op grond van het vorenstaande zal de verzochte machtiging worden verleend voor de na te melden duur.
De raadsman van betrokkene heeft verzocht in de beschikking tot uitdrukking te brengen dat, in het geval het gevaar niet buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend en er geen plaats is betrokkene op te nemen, de behandelend psychiater verplicht is betrokkene direct ggz-toezicht en -zorg te bieden zolang het gevaar voortduurt en totdat daadwerkelijke opneming in het psychiatrisch ziekenhuis wel mogelijk is. De raadsman heeft betoogd dat ook indien opneming van betrokkene noodzakelijk is maar door capaciteitsgebrek van het ziekenhuis niet kan worden gerealiseerd, de behandelaar gehouden is betrokkene zodanige toezicht en zorg te bieden dat het gevaar wordt afgewend. Ter toelichting heeft betrokkene verklaard dat zij tijdens de geldigheidsduur van de afgelopen voorwaardelijke machtiging zodanig manisch en depressief is geworden dat zij daardoor een ernstig gevaar voor zichzelf opleverde, dat zij zich daarop heeft gewend tot haar behandelaar met het verzoek haar met gebruikmaking van de voorwaardelijke machtiging op te nemen en dat die opneming niet is gevolgd omdat er geen opnamecapaciteit (“geen bed”) was. Evenmin is haar toen vervangende adequate hulp verleend waardoor zij uiteindelijk op zichzelf werd teruggeworpen. In die toestand is zij tot drie keer toe dicht bij een suïcide geweest. De laatste keer is ze door de politie van een brug gehaald waarna zij uiteindelijk psychiatrische hulp heeft gekregen en is opgenomen. Betrokkene heeft verder betoogd dat zij zich zoveel als in haar vermogen ligt wil houden aan de gemelde voorwaarden en dat zij daartegenover erop wil kunnen rekenen dat in het geval zij weer gevaar zou veroorzaken, ook de behandelaar zich houdt aan het - in de voorwaardelijke machtiging besloten liggende - commitment, haar toereikende psychiatrische zorg te bieden ook indien er geen bed beschikbaar is in het psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank ziet op dit moment onvoldoende grond te bepalen dat de behandelaar in de door betrokkene bedoelde situatie juridisch gehouden is zorg en toezicht te bieden. De rechtbank tekent hierbij aan dat niet rechtstreeks uit enige bepaling noch uit het systeem van de Wet Bopz kan worden afgeleid dat de behandelaar in de hier bedoelde situatie gehouden is de door de raadsman bedoelde toezicht en zorg te bieden, nog daargelaten dat thans onvoldoende concreet is hoever dat toezicht en die zorg strekken. Daarbij onderkent de rechtbank het grote belang van betrokkene bij de door haar verlangde zekerheid dat toereikende psychiatrische zorg en toezicht worden geboden in het onverhoopte geval dat de stoornis haar gevaar doet veroorzaken en wegens capaciteitsgebrek geen opneming in het ziekenhuis kan volgen.
De rechtbank wil hier wijzen op de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 juni 2016, Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 25 424, nr. 319. Deze brief handelt over wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg. De Minister schrijft: “ Ik vind het onacceptabel dat mensen die gedwongen moeten worden opgenomen, zouden moeten wachten op zorg. Het is evident dat hier voldoende zorg voor beschikbaar moet zijn. Ik wil graag inzicht krijgen of er problemen zijn met wachttijden voor mensen die gedwongen moeten worden opgenomen. Indien dit zo is wil ik direct maatregelen nemen om hier een einde aan te maken. (…) Ik roep iedereen die hiermee te maken heeft op om zich te melden bij het meldpunt van de NZa (nummer 088-7708770 of via www.nza.nl/organisatie/Contact/Meldpunt/), waarna de NZa, op basis van de zorgplicht, direct actie richting verzekeraars en aanbieders zal ondernemen.”
Uit dit standpunt van de Minister mag in redelijkheid worden afgeleid dat de behandelaar in het door betrokkene bedoelde geval bijzondere inspanningen verricht te bewerkstelligen dat deze wordt opgenomen in enig psychiatrisch ziekenhuis hier te lande dan wel dat haar toereikende psychiatrische zorg en toezicht worden geboden.
Ten overvloede wordt het navolgende overwogen.
De geneesheer-directeur van genoemd psychiatrisch ziekenhuis kan betrokkene doen opnemen in dat psychiatrisch ziekenhuis indien betrokkene de voorwaarden niet naleeft of op verzoek van betrokkene. De geneesheer-directeur zal betrokkene doen opnemen, indien buiten een psychiatrisch ziekenhuis het gevaar niet langer kan worden afgewend door de naleving door betrokkene van de voorwaarden. In beide situaties geschiedt de opneming dan voor ten hoogste de termijn van de resterende duur van deze machtiging doch niet langer dan zes maanden. Indien betrokkene het niet eens is met de beslissing van de geneesheer-directeur tot opneming, kan betrokkene schriftelijk de officier van justitie verzoeken de beslissing van de rechter te verzoeken.
Indien de officier van justitie vóór het einde van na te noemen termijn een verzoek bij de rechtbank indient tot het verlenen van een aansluitende machtiging, wordt die termijn verlengd met in beginsel maximaal drie weken, te rekenen vanaf de datum waarop de officier het verzoek heeft ingediend.

4.De beslissing

De rechtbank
verleent een nieuwe voorwaardelijke machtiging ten aanzien van betrokkene met ingang van 5 januari 2017 tot en met 5 juli 2017;
bepaalt dat voor betrokkene de voorwaarde geldt dat zij zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het voornoemde -gewijzigde- behandelingsplan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2017 door mr. Van Gent, in tegenwoordigheid de griffier.
sw
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking is voor zover het een eindbeslissing betreft beroep in cassatie mogelijk:
a. door de betrokkene en bij de mondelinge behandeling van het verzoek verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere -niet bij de mondelinge behandeling van het verzoek verschenen- belanghebbenden: binnen drie maanden nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door een advocaat bij de Hoge Raad worden ingediend ter griffie van de Hoge Raad
verzonden op: