Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- De uitspraak van de inspecteur van 2 februari 2016 op de bezwaren van belanghebbende 1 tegen de aan hem over het jaar 2011 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de navorderingsaanslag IB) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.608, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 62.353 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 40.340 ( [aanslagnummer 1] .H.17.01), alsmede de bij gelijktijdige beslissingen opgelegde vergrijpboete van € 1.558 en in rekening gebrachte heffingsrente van € 1.619, en
- De uitspraak van de inspecteur van 2 februari 2016 op de bezwaren van belanghebbende 2 tegen de aan haar over het jaar 2011 opgelegde naheffingsaanslag dividendbelasting van € 9.353 ( [aanslagnummer 2] .02117), alsmede de bij gelijktijdige beschikkingen opgelegde vergrijpboete van € 2.338 en in rekening gebrachte belastingrente van € 1.253.
1.Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze de boetebeschikkingen betreffen;
- vermindert de bij de navorderingsaanslag IB opgelegde boete tot € 1.480 en de bij de naheffingsaanslag dividendbelasting opgelegde boete tot € 2.221.
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;