ECLI:NL:RBZWB:2017:2591

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
16_8282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de korpschef bij besluiten inzake operationele toelage

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2017, in de zaak tussen een eiser en de korpschef van politie, staat de rechtbank stil bij de bevoegdheid van de korpschef om besluiten te nemen inzake de Regeling operationele toelage. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 september 2016, waarbij zijn aanvraag voor een blijvende toelage werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit onbevoegd is genomen door de politiechef, terwijl de korpschef als bestuursorgaan bevoegd is om dergelijke besluiten te nemen. De rechtbank oordeelt dat een beslissing op bezwaar, genomen door de functionaris die het primaire besluit heeft genomen, niet kan gelden als bekrachtiging van een onbevoegd genomen besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, met de verplichting voor de korpschef om het griffierecht en de proceskosten aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte mandatering binnen de politieorganisatie en de gevolgen van onbevoegd genomen besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/8282 AW

uitspraak van 26 april 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. H. Yildiz,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 september 2016 (bestreden besluit) van de korpschef inzake eisers aanspraken op grond van de Regeling operationele toelage.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 29 maart 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De korpschef is niet verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest in dienst van de politie. Met ingang van 1 maart 2015 is hij, op eigen verzoek, gebruik gaan maken van de zogenoemde 18-maandenregeling. Hij heeft de politiechef van de eenheid Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2016 gevraagd om hem vanaf 1 maart 2015 in aanmerking te brengen voor de ‘blijvende toelage’ als bedoeld in de Regeling Operationele Toelage.
Bij besluit van 4 maart 2016 (primair besluit) is de aanvraag van een blijvende toelage afgewezen. Dat besluit is ondertekend door:
[naam politiechef]
Politiechef Zeeland-West-Brabant
Bij het bestreden besluit is eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en is het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit is ondertekend door:

De korpschef van politie, namens deze,
[naam politiechef]
Politiechef Zeeland-West-Brabant
2. Eiser heeft, samengevat, aangevoerd dat hij recht heeft op doorbetaling van de blijvende toelage zoals vermeld in de Regeling operationele toelage.
3. De rechtbank staat, ambtshalve, eerst stil bij de bevoegdheid van degenen die het primaire besluit en het bestreden besluit hebben genomen.
4. In artikel 27, eerste lid, van de Politiewet 2012 is bepaald dat de korpschef is belast met de leiding en het beheer van de politie. In het tweede lid is bepaald dat de korpschef de politie in en buiten rechte vertegenwoordigt.
In artikel 38, eerste lid, van de Politiewet 2012 is bepaald dat de dagelijkse leiding van een regionale eenheid berust bij de politiechef.
5. De rechtbank ontleent aan het bepaalde in de Politiewet 2012 dat de korpschef het bestuursorgaan is dat bevoegd is om rechtspositionele besluiten te nemen, zoals een besluit op de aanvraag van eiser om een blijvende toelage. Het primaire besluit is, in afwijking daarvan, genomen door de politiechef.
De rechtbank houdt voor mogelijk dat de politiechef het primaire besluit heeft genomen krachtens mandaat als bedoeld in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar daarvan blijkt niet uit het primaire besluit. Met name ontbreekt een vermelding namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen, als bedoeld in artikel 10:10 van de Awb.
Naar het oordeel van de rechtbank is het primaire besluit onbevoegd genomen.
6. Uit de ongegrondverklaring van eisers bezwaar tegen het primaire besluit kan blijken dat de korpschef het onbevoegd genomen primaire besluit voor zijn rekening heeft genomen. Het bestreden besluit is echter genomen door de politiechef die ook het primaire besluit heeft genomen. Met overeenkomstige toepassing van artikel 10:3, derde lid, van de Awb is de rechtbank van oordeel dat een beslissing op bezwaar, krachtens mandaat genomen door de functionaris die het primaire besluit heeft genomen, niet kan gelden als de bekrachtiging van het onbevoegd genomen primaire besluit.
In een brief van 21 maart 2017 heeft de griffier aan partijen meegedeeld dat ter zitting in ieder geval zal worden stilgestaan bij de vraag of het bestreden besluit niet is genomen in strijd met de Awb-bepalingen over mandaat. De korpschef is, zonder bericht, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet op andere wijze gereageerd op de voorgelegde vraag.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit onbevoegd genomen.
7. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en zelf in de zaak te voorzien, in de zin dat het primaire besluit wordt herroepen. De consequentie van deze uitspraak is dat opnieuw op de aanvraag beslist dient te worden.
8. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
9. De rechtbank zal de korpschef veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. van Kralingen, voorzitter, en mr. F.P.J. Schoonen en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.