ECLI:NL:RBZWB:2017:2561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
02-700247-14 en 02-665524-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor oplichting, meermalen gepleegd, flessentrekkerij en valsheid in geschrift

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingsfeiten, flessentrekkerij en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres, was op het moment van de uitspraak gedetineerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen op 29 juni 2015 en 13 april 2017, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het opmaken van valse documenten en het niet betalen van rekeningen in hotels en bij autobedrijven, waarbij de verdachte zich als bonafide klant voordeed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 augustus 2013 tot en met 2 juli 2014 in verschillende hotels verbleef zonder de rekeningen te betalen, en dat hij bij autobedrijven een dure auto bestelde zonder de middelen te hebben om deze te betalen. De verdachte heeft verklaard dat hij geld tegoed had uit een goudproject, maar de rechtbank oordeelde dat hij op het moment van de handelingen wist dat hij niet over voldoende middelen beschikte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen voor de geleden schade.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de rapportages van deskundigen over zijn psychische toestand. Ondanks de geconstateerde cognitieve problemen, achtte de rechtbank de verdachte volledig toerekeningsvatbaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/700247-14 en 02/665524-15 (ter terechtzitting gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in het huis van bewaring van de penitentiaire inrichting Zuid-Oost, locatie Roermond, 6045 GL Roermond, Keulsebaan 530,
raadsman mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 juni 2015 en 13 april 2017, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting van 13 april 2017 zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder voormelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De rechtbank heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 02/700247-14 is op de zitting van 29 juni 2015 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte is, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat
parketnummer 02/700247-14
1.
hij op één of meet tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus 2013 tot en met 02 juli 2014 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] (gevestigd aan de [adres] ) en/of [bedrijf 2] (gevestigd aan het [adres] ) hebben/heeft bewogen tot de afgifte van één of meer overnachting(en) en/of een hoeveelheid etenswaren, in elk geval (telkens) van enig goed en/of dienst, hebbende verdachte en/of diens mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide (kredietwaardige) huurder(s) en/of koper(s) en/of afnemer(s) van één of meer van bovengenoemd(e) goed(eren) en/of dienst(en), en/of verteld dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s), binnen een kort tijdsbestek zou(den) beschikken over een aanzienlijk/enig geld(bedrag), waardoor die [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus 2013 tot en met 02juli 2014 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt va n het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
diverse consumpties in de periode van 13 juni 2014 tot en met 2 juli 2014 welke zijn verstrekt, in/door de [bedrijf 1] (gevestigd aan de [adres] );
en/of
diverse consumpties in de periode van 23 augustus 2013 tot en met 5 mei 2014 welke zijn verstrekt in/door [bedrijf 2] (gevestigd aan het [adres] );
2.
hij op in of omstreeks de periode van 26 oktober 2013 tot en met 23 juni 2014 te
Roosendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ) en/of [bedrijf 4] (gevestigd te Goes en Roosendaal) hebben/heeft bewogen tot de afgifte van een huurauto, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of diens mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide (kredietwaardige) huurder(s) van bovengenoemd goed, en/of verteld dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s), binnen een kort tijdsbestek zou(den) beschikken over een aanzienlijk/enig geld(bedrag), waardoor die [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op of omstreeks van 26 oktober 2013 te Roosendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ) te bewegen tot de afgifte van een personenauto (Mercedes), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich hebben/heeft voorgedaan als bonafide (kredietwaardige) koper(s) van bovengenoemd(e) goed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, hebbende hij, verdachte en/of diens mededader(s), een (nieuwe) Mercedes Benz E350 B1euTEC 4MATIC aangekocht/besteld, wetende dat hij, verdachte en/of diens mededader(s), niet over een dergelijk geldbedrag beschikte(n);
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks van 26 oktober 2013 te Roosendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), mede bezien in het licht van feit 1, telkens met voormeld oogmerk, het navolgende goed gekocht, te weten:
een (nieuwe) Mercedes Benz E350 B1euTEC 4MATIC op 26 oktober 2013 bij [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] );
parketnummer 02/665524-15
1.3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 april 2015 tot en met 29 juni 2015 te Goes, althans in Nederland, een overschrijvingsformulier/ overschrijvingsbevestiging van [bank 1] te London en/of een bankrekeningoverzicht van eBanking – zijnde beide/ een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dien – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk uit bovengenoemd(e) stuk(ken) laten blijken dat er een geldbedrag hem zou toekomen/ toebehoren terwijl dit niet het geval is, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te Middelburg, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) overschrijvingsformulier/ overschrijvingsbevestiging van de [bank 1] te London en/of een bankrekeningafschrift/bankrekeningoverzicht van eBanking, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte deze/dit stuk ter overtuiging heet overlegd op de openbare zitting van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 juni 2015 te Middelburg bij de behandeling van zijn, verdachtes, strafzaak bekend onder parketnummer 02/200247-14, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat uit bovengenoemd(e) stuk(ken) zou blijken dat verdachte enig geldbedrag toekomt/toebehoort terwijl hiervan geen sprake is;
2.4.
hij op of omstreeks 26 februari 2015 te Goes, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), mede bezien in het licht van feit 1 en/of 3 het volgende goed gekocht, te weten:
een woonhuis gelegen aan de [adres] op 26 februari 2015 van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de stukken in het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten. Het onder 3 primair ten laste gelegde acht hij niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de documenten zelf heeft vervalst.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte telkens de intentie heeft gehad om te betalen. Verdachte heeft verklaard dat hij een substantieel geldbedrag tegoed heeft en dat hij er alles aan heeft gedaan om dit ter beschikking te krijgen zodat hij aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen, maar dat dit niet is gelukt. Met betrekking tot feit 2 en 4 heeft de verdediging aangevoerd dat het niet reëel is te achten dat verdachte uit was op geldelijk gewin, nu algemeen bekend is dat een woning en een personenauto pas worden geleverd als de koopsom geheel is betaald.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat verdachte samen met zijn echtgenote in de periode van 23 augustus 2013 tot en met 9 mei 2014 in hotel [bedrijf 2] , gevestigd aan het [adres] , heeft verbleven en aldaar heeft gegeten en gedronken. Eind 2013 heeft aangeefster een gesprek gehad met verdachte waarin zij hem heeft verzocht de rekening te betalen. Hij vertelde dat hij zijn woning in België had verkocht, maar dat hij nog niet aan het geld kon. Als bewijs voor zijn kredietwaardigheid liet hij bankafschriften zien met daarop zijn naam. Hij beloofde van alles, maar heeft de rekening van € 19.753,00 uiteindelijk niet betaald. Op 9 mei 2014 heeft zij tegen verdachte en zijn echtgenote gezegd dat zij de kamer moesten vrijmaken. [1]
Aansluitend hebben verdachte en zijn echtgenote op 9 mei 2014 een kamer geboekt in hotel [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres] , waar zij hebben verbleven tot 12 juni 2014. Ook hier hebben zij gegeten en gedronken. Bij het inchecken werd aangegeven dat men voor enkele dagen wilde blijven omdat men aan het verhuizen was. Het tekenen van het koopcontract zou die week gebeuren. Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat verdachte een deel van de rekening heeft betaald en dat verdachte hem heeft verzekerd dat het resterende bedrag ook betaald zou worden. Door die betaling had aangever het gevoel dat de rekeningen betaald zouden worden. Aangever heeft verdachte tijdens zijn verblijf diverse keren gevraagd de openstaande rekeningen te betalen en verdachte gaf dan telkens aan dat hij het bedrag zou overmaken op de rekening van het hotel. Omdat aangever het op 12 juni 2014 genoeg vond heeft hij het pasje van de hotelkamer geblokkeerd. Bij het uitchecken deelde verdachte wederom mee dat hij de rekening via de bank zou betalen, maar dat is niet gebeurd. [2]
Feit 2
Aangever [aangever 3] heeft verklaard dat verdachte op 26 oktober 2013 in de showroom van [bedrijf 3] te Bergen op Zoom kwam om zijn handtekening onder het koopcontract van een door hem bestelde Mercedes Benz te zetten. [3] Uit de door verdachte ondertekende koopovereenkomst blijkt dat het gaat om een Mercedes Benz van het type E350 BlueTEC 4MATIC. [4] Hij liet een garantie van een Spaanse bank zien waarin werd bevestigd dat hij 24.500.000 Amerikaanse dollars op zijn rekening zou hebben [5] . Verdachte heeft ook geprobeerd de voor hem bestelde personenauto mee te nemen zonder betaling. Aangever [aangever 3] heeft de voor verdachte bestelde auto op 16 april 2014 geannuleerd. [6]
Ongeveer een week na de bestelling verzocht verdachte aangever om een huurauto. De overeengekomen huur betrof maandelijks € 1.088,00. Verdachte stopte op een gegeven moment met het betalen daarvan. Hij heeft in totaal € 3.000,00 betaald. Op 19 februari 2014 is verdachte in gebreke gesteld middels een brief en op 17 april 2014 is de huurauto terug gehaald. [7] Uit de correspondentie in het dossier begrijpt de rechtbank dat de auto werd gehuurd bij [bedrijf 4] te Roosendaal. [8]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde handelingen op zich niet ontkend. Hij heeft verklaard dat hij samen met zijn echtgenote gedurende zeven maanden in hotel [bedrijf 2] heeft verbleven en vervolgens in hotel [bedrijf 1] en dat hij de rekeningen niet (geheel) heeft betaald. Ook heeft hij bij autobedrijf [bedrijf 3] een personenauto gehuurd en slechts een deel van de huur betaald. Verder heeft hij bij dit autobedrijf een Mercedes besteld, terwijl hij deze auto uiteindelijk niet heeft afgenomen. [9] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geld tegoed heeft in verband met een goudproject waar hij vijftien jaar geleden in Ghana aan heeft deelgenomen. Hij verkeerde bij het afnemen van de diensten en het overeenkomen van de aankoop van de personenauto in de veronderstelling dat het geld onderweg was en dat hij dit tijdig zou ontvangen om deze te kunnen betalen. Hij heeft er, hoewel het onwaarschijnlijk lijkt, na al die jaren nog steeds goede hoop op dat het geldbedrag alsnog zal worden overgemaakt.
De rechtbank stelt ten aanzien van feit 1 vast dat verdachte zich telkens als bonafide gast heeft voorgedaan, door samen met zijn echtgenote een kamer te boeken en etenswaren en consumpties te bestellen en te consumeren. Hij heeft daartoe aan de eigenaresse van hotel [bedrijf 2] een bankafschrift laten zien waaruit zijn kredietwaardigheid zou blijken. Vervolgens heeft hij telkens de rekening niet betaald, ondanks meerdere verzoeken daartoe. Hij heeft als reden daarvoor gegeven dat hij geld tegoed had, maar dat dit nog niet beschikbaar was, hetgeen verdachte - zo leidt de rechtbank af uit zijn verklaring - ook wist op het moment dat hij de verleende diensten afnam. Toen hij vanwege zijn wanbetaling hotel [bedrijf 2] moest verlaten, is hij samen met zijn echtgenote nog diezelfde dag naar hotel [bedrijf 1] gegaan. Bij hotel [bedrijf 1] heeft hij gezegd dat hij aan het verhuizen was en dat het tekenen van het koopcontract diezelfde week zou gebeuren. In combinatie met het doen van een betaling heeft hij daarmee bij dit hotel het vertrouwen gewekt dat rekeningen betaald zouden worden. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de verrichte handelingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zowel bij hotel [bedrijf 2] als hotel [bedrijf 1] het oogmerk had om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Het feit dat verdachte stelt dat hij verwachtte dat het geld ieder moment gestort kon worden, maakt dit niet anders, nu verdachte die verwachting kennelijk al reeds langere tijd had en het geld telkens niet werd bijgeschreven. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als regulier betalende klant en aldus op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van het algemeen aanvaarde gebruik in de hotelbranche dat het gebruikmaken van logies en het nuttigen van etenswaren en consumpties niet vooraf betaald hoeft te worden, door deze nadien niet te betalen. De rechtbank acht de onder 1 primair ten laste gelegde oplichtingen wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet in het dossier onvoldoende bewijs voor het medeplegen door zijn echtgenote, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 2 is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich als bonafide klant heeft voorgedaan door een personenauto van een ton te bestellen en voor langere tijd een personenauto te huren. Hij heeft daarbij een bankafschrift van een Spaanse bank laten zien waaruit zou blijken dat hij over voldoende middelen zou beschikken. Vervolgens heeft hij de voor hem bestelde auto niet afgenomen en de huur slechts gedeeltelijk betaald, omdat hij geen geld had. Ook op het moment dat verdachte deze auto bestelde en de auto huurde wist hij dat hij niet over voldoende geld beschikte om dit te kunnen betalen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als regulier betalende klant en aldus op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van het algemeen aanvaarde gebruik in de autobranche dat auto’s/de huur niet vooraf betaald hoeven te worden, door de auto uiteindelijk niet af te nemen en de huur niet (geheel) te betalen. Met betrekking tot de aanschaf van de auto is het bij een poging gebleven nu de autohandelaar de bestelde auto heeft geannuleerd. De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, ook de onder 2 primair cumulatief ten laste gelegde oplichting en poging tot oplichting wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet in het dossier onvoldoende bewijs voor het medeplegen door zijn echtgenote, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Feit 3
De verdediging heeft tijdens de terechtzitting op 29 juni 2015 twee bankafschriften op naam van verdachte, te weten een van de [bank 1] en een van [bank 2] - eBanking, overgelegd waaruit zou blijken dat verdachte bij elkaar zo’n 15 miljoen dollar op rekeningen in het buitenland heeft staan. Verdachte heeft verklaard dat hij over dat geld kan beschikken en dat hij er bijna 15 jaar op heeft gewacht. Hij heeft geld naar de [bank 3] laten overboeken. Volgens hem is het puur toeval dat de afschriften vlak voor de zitting zijn binnengekomen. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat de afschriften echt zijn en hij heeft deze ter zitting voorzien van zijn handtekening, waarmee hij aangaf dat beide afschriften kopieën zijn van authentieke stukken. [10] Vervolgens is de behandeling van de zaak geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen naar de door verdachte overgelegde stukken.
Uit dat nadere onderzoek is vervolgens gebleken dat het rekeningnummer op het bankafschrift van [bank 2] geen geldig bankrekeningnummer is en dat verdachte niet bekend is bij de bank. [11] Ook het bankafschrift van de [bank 1] is vals. [12]
Verdachte heeft ter zitting van 13 april 2017 verklaard dat hij deze afschriften via de e-mail heeft ontvangen en dat hij er van uit is gegaan dat deze echt waren. Hoewel hij stelt dat hij een aanzienlijk geldbedrag tegoed heeft uit een goudproject in Ghana, heeft hij deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de bankafschriften zelf heeft vervalst en zal hem derhalve van het onder 3 primair ten laste gelegde vrijspreken. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte op zijn minst had moeten vermoeden dat de bankafschriften vals waren. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Feit 4
Aangever [aangever 4] heeft verklaard dat verdachte en zijn echtgenote op 13 februari 2015 hun te koop staande woning aan de [adres] hebben bezichtigd. Na de bezichtiging gaven zij aan de woning te willen kopen. Zij wilden de overdracht per 1 april 2015 laten plaatsvinden. Er is door beide partijen een koopovereenkomst getekend met daarin een bankgarantie die voor 31 maart 2015 betaald diende te worden. Deze is echter nooit betaald. [13] Uit de bij de aangifte gevoegde brief van aangever komt naar voren dat vanaf 30 maart 2015 contact met verdachte moeilijk tot stand komt en dat verdachte 31 maart 2015 aan het eind van de middag te kennen heeft gegeven meer tijd nodig te hebben om het geld in het buitenland vrij te maken. Hij krijgt een aantal dagen respijt, maar op 16 april 2015 is nog altijd niets ontvangen. [14]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft de ten laste gelegde handeling, te weten het tekenen van de koopovereenkomst voor de woning aan de [adres] en het vervolgens niet betalen, op zich niet ontkend. [15] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij het tekenen van de koopovereenkomst in de veronderstelling was dat het geld uit het goudproject onderweg was en dat hij dit tijdig zou ontvangen om de koopsom te kunnen betalen. Dit was echter niet het geval. Het is verder volstrekt niet aannemelijk geworden dat verdachte aanspraak en zicht heeft op de door hem gestelde geldbedragen.
De gang van zaken bij feit 4 komt overeen met de onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde oplichtingen door verdachte. Uit de gedragingen van verdachte blijkt ook niet van betalingsbereidheid. Bovendien blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie dat verdachte in de afgelopen jaren met regelmaat is veroordeeld voor oplichting en/of flessentrekkerij. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet in het dossier onvoldoende bewijs voor het medeplegen door zijn echtgenote, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop
één of meettijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 23 augustus 2013 tot en met 02 juli 2014 te Bergen op Zoom,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens
)met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens)door het aannemen
van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid en
/of door een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] (gevestigd aan de [adres] ) en
/of[bedrijf 2] (gevestigd aan het [adres] )
hebben/heeft bewogen tot de afgifte van
één of meerovernachting
(en
)en
/ofeen hoeveelheid etenswaren,
in elk geval (telkens) van enig goed en/of dienst,hebbende verdachte
en/of diens mededader(s) (telkens
)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en
/of listiglijk en/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide (kredietwaardige)
huurder(s) en/ofkoper
(s)en
/ofafnemer
(s)van
één of meer vanbovengenoemd
(e
)goed
(eren
)en
/ofdienst
(en
), en
/ofverteld dat hij, verdachte,
en/of diens mededader(s),binnen een kort tijdsbestek zou
(den)beschikken over een aanzienlijk
/eniggeld
(bedrag
), waardoor die [bedrijf 1] en
/of[bedrijf 2]
(telkens
)werd
(en
)bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij opin
of omstreeksde periode van 26 oktober 2013 tot en met 23 juni 2014 te
Roosendaal,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens
)met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te
bevoordelen
(telkens)door het aannemen
van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid en
/of door een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ) en
/of[bedrijf 4] (gevestigd te Goes en Roosendaal)
hebben/heeft bewogen tot de afgifte van een huurauto,
in elk geval van enig goed,hebbende verdachte
en/of diens mededader(s) (telkens
)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en
/of listiglijk en/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide (kredietwaardige) huurder
(s)van bovengenoemd goed, en
/ofverteld dat hij, verdachte,
en/of diens mededader(s),binnen een kort tijdsbestek zou
(den)beschikken over een aanzienlijk
/eniggeld
(bedrag
), waardoor die [bedrijf 3] en
/of[bedrijf 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
/of
hijop
of omstreeks van26 oktober 2013 te Roosendaal,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of diens mededader(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid en
/of door een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ) te bewegen tot de afgifte van een personenauto (Mercedes),
in elk geval van enig goed,met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en
/of listiglijk en/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid zich
hebben/heeft voorgedaan als bonafide (kredietwaardige) koper
(s)van bovengenoemd
(e)goed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, hebbende hij, verdachte
en/of diens mededader(s), een (nieuwe) Mercedes Benz E350 B1euTEC 4MATIC aangekocht/besteld, wetende dat hij, verdachte
en/of diens mededader(s), niet over een dergelijk geldbedrag beschikte
(n);
3. subsidiair
hijop
of omstreeks29 juni 2015 te Middelburg, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
(een
)vals
(e) of vervalst(e)overschrijvingsformulier/ overschrijvingsbevestiging van de [bank 1] te London en
/ofeen bankrekeningafschrift/bankrekeningoverzicht van eBanking, -
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die
/datgeschrift
(en
)echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte deze
/ditstukken ter overtuiging heeft overlegd op de openbare zitting van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 juni 2015 te Middelburg bij de behandeling van zijn, verdachtes, strafzaak bekend onder parketnummer 02/700247-14, en bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat uit bovengenoemd
(e
)stuk
(ken
)zou blijken dat verdachte enig geldbedrag toekomt/toebehoort terwijl hiervan geen sprake is;
4.
hijop
of omstreeks26 februari 2015 te Goes,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of
(een
)ander
(en)de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s), mede bezien in het licht van feit 1 en/of 3het volgende goed gekocht, te weten:
een woonhuis gelegen aan de [adres] op 26 februari 2015 van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de persoon van verdachte, zijn leeftijd en de over hem door de deskundigen opgestelde rapportages in belangrijke mate dienen te worden meegewogen. Na zijn hartoperatie in de zomer van 2013 zijn de cognitieve klachten, te weten tekort schieten van overzicht, geheugenproblemen en blijven hangen in hetzelfde patroon, toegenomen en mogelijk is er sprake van een vroeg stadium van vasculaire dementie. De psycholoog sluit ook niet uit dat bij verdachte sprake is van pseudologica fantastica. De raadsman is van mening dat verdachte op basis van de rapporten van de deskundigen als gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Hij heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan verschillende oplichtingsfeiten en flessentrekkerij en daarnaast ook aan valsheid in geschrift. Allereerst heeft hij zich voorgedaan als een bonafide gast van twee verschillende hotels en daar gedurende een aantal maanden zonder te betalen verbleven. Bij een autobedrijf heeft hij een dure personenauto besteld en hij heeft een koopovereenkomst voor een woning ondertekend. Dit alles onder het voorwendsel dat hij de daarvoor overeengekomen bedragen kon betalen, terwijl hij wist dat hij niet de beschikking had over enig geldbedrag om deze goederen en/of diensten te betalen. Immers, ondanks zijn beweerde, reeds lang gekoesterde veronderstelling dat hij een aanzienlijk geldbedrag tegemoet kon zien, had verdachte tot op dat moment nog niets daarvan ontvangen. Door zijn handelen heeft verdachte op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen zoals dat gebruikelijk is in het maatschappelijk en economisch verkeer en dat vertrouwen geschaad. Verdachte heeft tot op heden de schadebedragen niet voldaan aan de bedrijven/slachtoffers.
Tot slot heeft verdachte ten overstaan van de rechtbank twee documenten overgelegd als ware deze echt, terwijl uit onderzoek is gebleken dat deze documenten vals waren.
Er lijkt sprake te zijn van een patroon. Verdachte is blijkens het op zijn naam staand uittreksel Justitiële Documentatie van 16 maart 2017 eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door drs. B.Y. van Toorn, psycholoog, die op 12 september 2016 een rapport heeft uitgebracht en prof. dr. C. Jonker, (gedrags)neuroloog, die op 14 maart 2017 een rapport heeft uitgebracht. Vervolgens heeft Van Toorn op 10 april 2017 gereageerd op het rapport van Jonker.
De psycholoog rapporteert dat bij verdachte sprake is van een cognitieve functiestoornis en mogelijk antisociale persoonlijkheidstrekken. De diagnostiek met betrekking tot het bestaan van pseudologica fantastica wordt uitgesteld. Het vermoeden bestaat dat de intellectuele vaardigheden van verdachte in aanleg bovengemiddeld waren, maar doordat de afgelopen jaren cognitief verval is opgetreden, is het huidige niveau aanzienlijk lager en is de inschatting dat verdachte nog maar beperkt zelfredzaam is. Het is aannemelijk dat de stoornis het delictgedrag heeft beïnvloed/veroorzaakt. Echter, doordat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek gedeeltelijk heeft geweigerd en de deskundige daardoor niet kan beschikken over betrouwbare hetero-anamnestische informatie over de psychische conditie van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten, is niet duidelijk geworden in welke mate dit is geweest en kan geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekenbaarheid. Er kan slechts gekomen worden tot diagnostische hypotheses. De psycholoog adviseert een ambulante behandeling/begeleiding op te leggen bij de afdeling ouderen van de reguliere GGZ binnen het juridisch kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht.
De gedragsneuroloog rapporteert dat bij verdachte sprake is van vasculaire MCI - en mogelijk al van een vroeg stadium van vasculaire dementie - gekenmerkt door stoornissen in aandacht en executieve functies. Verder zijn er beperkingen in geheugen en verbale abstractie. Vóór zijn hartoperatie in 2013 zou verdachte geen cognitieve klachten hebben gehad. Het lijkt waarschijnlijk dat de cognitieve problemen in 2013 minder uitgesproken waren dan thans het geval is, mogelijk zelfs grotendeels afwezig. Gezien het langzaam insluipende karakter van de vasculaire MCI lijkt het niet waarschijnlijk dat verdachte de consequenties van zijn handelen met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet overzag. Dat hij de jaren daarna dezelfde mantra (‘het geld wordt binnenkort op mijn rekening overgemaakt’) bleef herhalen en er ook van overtuigd was dat na 15 jaar nog 3 miljoen op zijn rekening zou worden overgemaakt, hangt vermoedelijk samen met de geleidelijk ingeslopen cognitieve defecten van tekortschieten van overzicht, geheugenproblemen en blijven hangen in hetzelfde patroon.
Naar aanleiding van het rapport van Jonker heeft Van Toorn de diagnose ‘cognitieve functiestoornis’ aangepast in ‘vasculaire MCI’.
De rechtbank stelt vast dat de deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van vasculaire MCI, maar dat zij zich in hun rapportages niet hebben uitgelaten over de mate van toerekenbaarheid van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank vindt in de rapportages van deskundigen en in de overige inhoud van het dossier, anders dan de raadsman van verdachte, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde niet in voldoende mate in staat was om de betekenis van zijn gedrag te beseffen. Zij acht verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar.
Bij de beoordeling betrekt de rechtbank voorts het over verdachte opgemaakte rapport van Reclassering Nederland van 12 mei 2016. Zij adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en een verplichting tot ambulante behandeling.
Gelet op de vele veroordelingen ter zake van oplichting is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf passend en geboden is. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Nu artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en in aanmerking genomen dat inmiddels de nodige tijd is verstreken sinds de strafbare feiten zijn gepleegd, hetgeen deels te wijten is aan justitie, alsook de gevorderde leeftijd van verdachte (76 jaar), zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden noodzakelijk is. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet zij aanleiding een deel daarvan, te weten 5 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en wordt een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland en ambulante behandeling mogelijk gemaakt.
7
De benadeelde partijen
De benadeelde partij [aangever 1] (hotel [bedrijf 2] ) vordert een schadevergoeding van
€ 19.753,00 voor feit 1, ter zake van materiële schade.
De benadeelde partij [aangever 1] (hotel [bedrijf 1] ) vordert een schadevergoeding van
€ 2.327,65 voor feit 1, ter zake van materiële schade.
De benadeelde partij [bedrijf 3] vordert een schadevergoeding van € 20.799,20 voor feit 2, ter zake van materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade hebben geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemde slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De schade is in voldoende mate onderbouwd en door of namens verdachte is de schade niet betwist, waardoor de gevorderde bedragen kunnen worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:Oplichting en poging tot oplichting;
feit 3 subsidiair:Opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als
bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 4:Een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het
oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die
goederen te verzekeren;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk vijf werkdagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland, Vrijlandstraat 33b, te Middelburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte een intakeprocedure zal doorlopen bij Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke instelling, en dat hij zich, indien zij dat nodig achten, gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van deze instelling en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 19.753,00, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 2.327,65, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 3] van
€ 20.799,20, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [aangever 1] (feit 1), € 19.753,00, 133 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [aangever 1] (feit 1), € 2.327,65, 33 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [bedrijf 3] (feit 2), € 20.799,20, 138 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, voorzitter, mr. J.F.I. Sinack en
mr. R.A. Borm, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 april 2017.
Mr. Van Spronssen en mr. Sinack zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de pagina’s van
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens de benadeelde [bedrijf 1] te Bergen op Zoom met als bijlage de nota, pagina 38, 39 en 41 tot en met 45 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens de benadeelde [bedrijf 3] te Roosendaal, pagina 17 en 18 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
4.Het geschrift, te weten de door verdachte getekende koopovereenkomst, pagina 21 tot en met 23 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens de benadeelde [bedrijf 3] te Roosendaal, pagina 18, een na laatste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal 1.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens de benadeelde [bedrijf 3] te Roosendaal, pagina 18 en 19 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens de benadeelde [bedrijf 3] te Roosendaal, pagina 18 en 19 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
8.De geschriften, te weten een brief betreffende de ingebrekestelling en een e-mailbericht d.d. 12 mei 2014, pagina 29, 31 en 32 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2015 en 13 april 2017.
10.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juni 2015.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 25 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
12.De ‘witness statement’ van [naam] , pagina 21 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 58 en 59 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
14.Het geschrift, te weten een bij de onder voetnoot 9 genoemde aangifte opsomming van de gebeurtenissen, pagina 61 tot en met 63 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2015 en 13 april 2017.