ECLI:NL:RBZWB:2017:2166

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
02-700097-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraken en wapenbezit in Terneuzen met meerdere verdachten

Op 10 april 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een plofkraak op een geldautomaat in Terneuzen op 12 maart 2013. De verdachte, geboren in 1978, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van Steenberge. De rechtbank behandelde de zaak op zitting op 17 juni 2013 en 27 maart 2017, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, presenteerde de aanklacht en de verdediging betwistte de bewijsvoering, met name de rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning van de verdachte.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door een explosief aan een geldautomaat te bevestigen, met het oogmerk om bankbiljetten te stelen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de plofkraak, mede op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, zoals DNA-sporen op aangetroffen handschoenen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, gezien de samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van wapenbezit en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk vernielen van de geldautomaat en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/700097-13, 02/688070-15 (ttz. gev.) en 20/001647-12 (vord. tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juni 2013 en 27 maart 2017. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2013 te Terneuzen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig explosief (middel) en/of een
explosieve lading op/aan een geldautomaat (gevestigd aan de Alvarezlaan te
Terneuzen) vast te maken/aan te brengen en/of dit (vervolgens) te ontsteken,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een
ander(en) te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2013 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig(e) bankbiljet(ten), geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van
geweld tegen een geldautomaat (gelegen aan de Alvarezlaan te Terneuzen), te
plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich naar bovengenoemde
geldautomaat heeft begeven, en/of enig explosief (middel) en/of een explosieve
lading op bovengenoemde geldautomaat heeft vastgemaakt/aangebracht en/of tot
ontsteking heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2013 te Terneuzen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een geldautomaat (gevestigd aan de Alvarezlaan), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 12 maart 2013 te Terneuzen,
een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk Arminius, model HW1S
randvuur in het kaiber .22), en/of munitie van categorie III, te weten 21
stuks rand vuur patronen (te weten vijf stuks scherpe patronen van het merk
CCI en/of zestien .22 LR (Long Rifle) patronen), voorhanden heeft gehad;
5.
parketnummer 02/688070-15
hij op of omstreeks 18 juni 2012 te Axel, gemeente Terneuzen,
één of meer perso(o)n(en) in, althans in de nabijheid van de Bachstraat heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen
geschoten in de richting, althans in de nabijheid en/of aanwezigheid van
voornoemde (onbekende) perso(o)n(en);
6.
parketnummer 02/688070-15
hij op of omstreeks 18 juni 2012 te Axel, gemeente Terneuzen,
een wapen van categorie III onder 1, te weten een vuurwapen in de vorm van een
pistool, en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patronen,
voorhanden heeft gehad;
7.
parketnummer 02/688070-15
hij, als Nederlander, op of omstreeks 24 juli 2012 te Zelzate, in elk geval in
België,
een of meer wapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen in de vorm van een pistool (merk Colt, kaliber .32) en/of
- twee, althans een patroonmagazijn(en), zijnde een onderdeel van een
vuurwapen en/of
munitie van categorie III, te weten 16, althans een aantal scherpe
(volmantel)patronen, voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle aan hem tenlastegelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1 tot en met 3 en voert daartoe aan dat het dossier voor deze feiten onvoldoende overtuigend bewijs omvat. Voorts ontbreekt in het dossier een machtiging van de rechter-commissaris op basis waarvan de woning is doorzocht. De resultaten van deze doorzoeking moeten gelet op dit vormverzuim worden uitgesloten van het bewijs, zodat verdachte ook van feit 4 moet worden vrijgesproken. Ook ten aanzien van de feiten 5 tot en met 7 ontbreekt wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte ook van deze feiten moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3
Op 12 maart 2013 omstreeks 02.30 uur hoorde verbalisant [verbalisant 1] een doffe knal. Hij zag drie personen op het trottoir staan in de directe nabijheid van de geldautomaat van de [benadeelde 1] aan de Beethovenhof te Terneuzen. Kort hierna zag hij dat deze drie personen wegrenden over de Beethovenhof, richting Guido Gezellestraat. Deze drie personen droegen een muts of pet op het hoofd. Bij één persoon betrof dit een egaal rood of oranje gekleurde gebreide muts, gelijkende op een Unox-muts zonder bolletje. De andere persoon droeg een gebreide muts met klep. Het sneeuwde op dat moment hard, zogenaamde stuifsneeuw. [verbalisant 1] zag dat de drie mannen linksaf de bosschage inliepen tussen het trottoir van de Beethovenhof en het fietspad van de Guido Gezellestraat. [verbalisant 1] zag dat de pinautomaat opgeblazen was. Op de plaats waar [verbalisant 1] de drie personen uit het zicht verloor, trof hij met verbalisant [verbalisant 2] twee zogenaamde operatiehandschoenen aan. [1]
Verbalisant [verbalisant 3] zag dat de pinautomaat geheel vernield was. Verschillende delen lagen op de grond en kapotte stukken hingen aan de geldautomaat. Ook zag hij verschillende schoenafdrukken in de sneeuw. [2] Ten tijde van de melding was het winters weer. Sneeuwstormen en sneeuwbuien.
Omstreeks 06.15 uur werd verbalisant [verbalisant 4] aangesproken door [getuige 1] , die verklaarde dat hij wakker was geworden door een harde knal en drie personen in de brandgang achter zijn woning aan [adres 1] had zien staan. Ook had hij gezien dat er een fiets in de brandgang achter zijn woning stond. De drie personen renden weg in de richting van de Guido Gezellestraat. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft naar sporen in de sneeuw gezocht. Hij zag ter hoogte van [adres 2] een felle kleur groen enigszins uitsteken en afsteken tegen de witte sneeuw. Dit betrof groen plastic afkomstig van rubberen groene handschoenen. Op een afstand van ongeveer twee meter lag nog een dergelijk stuk plastic. De diensthond sloeg aan de hand van de aangetroffen stukken plastic aan bij de bosschages, gelegen tussen de rijbaan van de Beethovenhof en het fietspad langs de Guido Gezellestraat. [4] De diensthond trok een onbesneeuwde vuilniszak uit de bosschages. De zak viel deels open en er viel kleding uit. Ook werd er een gordijn aangetroffen. [5] + [6]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] besloten een sneeuwspoor te zoeken. Zij vonden een vers sneeuwspoor, komende vanaf de parking van de pinautomaat. Dit spoor bestond uit schoensporen van twee personen en bandensporen van vermoedelijk een fiets. Het sneeuwspoor liep vanaf de Beethovenhof in de richting van de bosschages aan de Guido Gezellestraat. Bij de bosschages hielden de sporen op en vanaf de bosschages staken de sporen de Guido Gezellestraat over naar het naastgelegen fietspad aan de overzijde van de straat. De sporen hielden uiteindelijk op voor de poortdeur van een schutting van de woning aan [adres 3] in Terneuzen. Over de schutting was te zien dat de sporen verder de tuin van de woning inliepen, waar een aantal fietsen stond. Er brandde licht in de woning en verbalisant [verbalisant 5] zag een man aan tafel zitten. [7]
Om 06.10 uur werd de woning aan [adres 3] te Terneuzen binnengetreden. Dit betreft de woning van [naam] . In de woning werden vervolgens verdachten
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. [8] Voorts is de woning doorzocht, waarbij onder andere het volgende werd aangetroffen. In het afvalbakje in de keuken lagen blauwe latex handschoenen. Op de zolder bevond zich op bed een computer (laptop) van HP. Ook werden er mutsen en petten, onder andere op de verwarming in de badkamer, aangetroffen. [9] + [10] Verder lag er tape in de prullenbak in de keuken. Op de geldautomaat werden restanten van soortgelijke tape aangetroffen die vermoedelijk door de daders was gebruikt. [11]
De op de plaats delict aangetroffen handschoenen werden veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Het fragment van een van de handschoenen kreeg het DNA-zegelnummer AAGB9021NL. [12] Van een deel van deze handschoen zijn bemonsteringen van de binnenzijde onderworpen aan een DNA-onderzoek. Het monster AAGB9021NL#01 leverde een DNA-mengprofiel op van minimaal twee personen, namelijk [naam] en
[verdachte] . Het monster AAGB9021NL#02 leverde DNA-nevenkenmerken op van [verdachte] en minimaal één onbekende persoon. [13]
[naam] verklaarde, toen haar een aantal van de kledingstukken en het gordijn die waren aangetroffen in de bosschages werden getoond, dat het gordijn volgens haar van haar is. Dat lag op de zolder. Verder sluit zij niet uit dat de twee spijkerbroeken van [verdachte] (rechtbank: verdachte) of van [medeverdachte 1] zijn. [14] Over [verdachte] verklaarde zij dat hij met dit barre weer een zwarte muts of capuchon over zijn hoofd heeft. Ook verklaarde [naam] dat [medeverdachte 1] op zolder slaapt. [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2] ) is daar ook blijven slapen. [15] [naam] verklaarde op 11 maart 2013 om 23.00 uur met verdachte [verdachte] naar bed te zijn gegaan. Zij is in slaap gevallen en toen zij wakker werd door de politie lag [verdachte] naast haar. Verdachte [verdachte] verklaarde dat [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] op de zolder slaapt als hij bij hen is. De zolder is [medeverdachte 1] zijn domein. [16] + [17]
Onderzoek aan de telefoon van [naam] leverde op dat in haar contactenlijst onder de naam [medeverdachte 2] het telefoonnummer [telefoonnummer] staat. [naam] verklaarde hierover dat het nummer van [medeverdachte 2] in haar telefoon staat, onder de naam [medeverdachte 2] . Gebleken is dat vanuit het telefoonnummer van verdachte [medeverdachte 2] op 12 maart 2013 om 1.39 uur, 1.47 uur en 1.54 uur telefoongesprekken zijn gevoerd en om 2.02 uur sms-berichten zijn verzonden. [18]
De op zolder op het bed aangetroffen laptop is onderzocht. Hieruit bleek dat op 12 maart 2013 tussen 2.52 uur en 4.47 uur op internet is gezocht naar de woorden ‘hoe%20ziet%20een%20%pinautomaat%20elkaar’, ‘hoe+ziet+een+pinautomaat+elkaar’,
‘hoe+ziet+een+pinautomaat+elkaar+geld+la’, ‘hoe+zit+een+pinautomaat+elkaar’, ‘pinautomaat’ en ‘blauwdrukken+pinautomaat’. [19]
Namens [benadeelde 1] is aangifte gedaan. Hieruit blijkt dat de geldautomaat aan de Alvarezlaan te Terneuzen geheel is vernield. [20]
Door het NFI is een explosievenonderzoek verricht. Hierbij werd van de linker binnenzijde van de metaalplaat van de pinautomaat een bemonstering genomen en voorzien van DNA-zegelnummer AAGB9022NL. [21] Uit het NFI-rapport betreffende het explosievenonderzoek komt naar voren dat in de geleverde bemonstering AAGB9022NL springstoffen zijn aangetoond die voorkomen in explosieven. [22]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, vast dat er op 12 maart 2013 omstreeks 02.30 uur sprake is geweest van een plofkraak op de geldautomaat aan de Alvarezlaan te Terneuzen. Door zowel getuige [verbalisant 1] als getuige [getuige 1] zijn drie personen waargenomen vlakbij de geldautomaat, die vervolgens wegrenden. Ook is er een vers sneeuwspoor waargenomen, bestaande uit twee voetsporen en een fietsspoor, lopende vanaf de parking voor de geldautomaat rechtstreeks naar de woning waar de drie verdachten werden aangetroffen. In de woning werden drie mutsen/petten op de verwarming aangetroffen, naar het oordeel van de rechtbank passend bij een recente tocht door de sneeuw. Ook werd dubbelzijdig tape aangetroffen, gelijkend op de tape die op de geldautomaat werd aangetroffen. Daarnaast werd er een laptop aangetroffen op de zolder, het domein van verdachte [medeverdachte 1] waar die nacht ook verdachte [medeverdachte 2] sliep, waarop zoektermen met betrekking tot een geldautomaat zijn geraadpleegd, korte tijd na de ontploffing. Ook bleken er die nacht tussen 1.39 uur en 2.02 uur met de telefoon van verdachte [medeverdachte 2] telefoongesprekken te zijn gevoerd en berichten te zijn verzonden, waaruit de rechtbank opmaakt dat verdachte [medeverdachte 2] op die tijdstippen wakker was. Verder werden er spullen aangetroffen in de directe omgeving van de plaats delict die [naam] heeft herkend als haar eigendom (het gordijn) en mogelijk spullen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] en waarop ook een DNA-mengprofiel van onder andere verdachte [verdachte] werd aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel voornoemde bewijsmiddelen op zichzelf bezien geen direct bewijs voor de betrokkenheid van de verdachten bij deze plofkraak vormen, de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte zich, samen met verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 1 tot en met 3 verweten feiten. Hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, die voor hem zeer belastend zijn, zijn voorgehouden, heeft verdachte daar geen verklaring voor kunnen dan wel willen geven. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat verdachte één van de daders is geweest. Dat scenario is naar het oordeel van de rechtbank dan ook veel waarschijnlijker dan het scenario dat verdachte onschuldig is. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde plofkraak te twijfelen. De rechtbank merkt in dat kader voorts nog op dat de door [naam] afgelegde verklaring geen sluitend alibi voor verdachte oplevert, aangezien zij heeft verklaard rond 23.00 uur in slaap te zijn gevallen en pas weer wakker te zijn geworden door de politie die om 06.10 uur haar woning binnen kwam.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Getuige [verbalisant 1] heeft immers drie verdachten gezien vlakbij de ontplofte geldautomaat en [verbalisant 1] heeft gezien dat de drie personen gezamenlijk wegrenden van de plaats delict. Dat drie personen samen wegrenden is ook gezien door de getuige [getuige 1] , die wakker werd van een harde knal en toen drie personen in zijn brandgang zag staan. De rechtbank merkt hierbij op dat raadpleging van Google Streetview oplevert dat [getuige 1] vanuit zijn woning rechtstreeks zicht heeft op de brandgang achter zijn woning en er vanuit de brandgang rechtstreeks zicht is op de geldautomaat. De verdachten hebben zich dus in de brandgang kunnen ophouden ter voorbereiding van de plofkraak of om de ontploffing van de geldautomaat waar te nemen. Nadat de voetafdrukken en een fietsspoor in de vers gevallen sneeuw zijn gevolgd tot de woning aan [adres 3] in Terneuzen zijn alle drie de verdachten in die woning aangetroffen. Ook werden er drie mutsen/petten aangetroffen op de verwarming in de badkamer. Voor wat betreft de overwegingen omtrent de sporen en de sneeuw en het aantreffen van goederen in de woning die bijdragen aan het bewijs van de tenlastegelegde feiten, verwijst de rechtbank naar hetgeen hierboven onder bewijsoverwegingen is overwogen. Dit gezamenlijk optreden gedurende de uitvoering van het feit rechtvaardigt de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Er zijn aldus voldoende aanwijzingen dat de bijdrage van de verdachten van voldoende gewicht is geweest om dit als medeplegen te kunnen aanmerken. Het is dan aan de verdachten om het tegendeel aannemelijk te maken. Verdachte heeft er echter voor gekozen om in het geheel niet te verklaren, zodat hij daardoor het tegendeel niet aannemelijk heeft kunnen maken.
Voor zover het pleidooi van de verdediging al zo kan worden opgevat dat daarin een alternatief scenario is geschetst, is dit naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Levensgevaar voor een ander(en)
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde te duchten levensgevaar voor een ander(en) het volgende:
In art. 157 Sr is straf bedreigd tegen onder andere degene die opzettelijk een ontploffing teweegbrengt indien daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of overlijden voor een ander of anderen te duchten is. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het tenlastegelegde teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. In het voorliggende dossier zijn, behalve het gegeven dat er bij de geldautomaat belendende panden waren, geen gegevens voorhanden aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat dit gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Zo ontbreekt er met betrekking tot de tenlastegelegde plofkraak een relaas van bijvoorbeeld de brandweer – bij uitstek deskundig op dit gebied – waarin de vraag of en zo ja op basis van welke factoren levensgevaar daadwerkelijk te duchten was. Ook stelt de rechtbank vast dat er zich boven de geldautomaat geen woonruimte bevond. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt dat ten gevolge van de plofkraak er levensgevaar voor anderen te duchten was. Overigens volgt uit het bestanddeel “een ander”, dat bedoeld gevaar geen betrekking heeft op de daders zelf. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte ter zake van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4
Verweer met betrekking tot bewijsuitsluiting
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de doorzoeking van 12 maart 2013 in de woning waar verdachte woonde onrechtmatig was, omdat er op dat moment geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld en de schriftelijke machtiging ex artikel 97, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ontbrak.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals in het voorgaande reeds is overwogen, is uit het dossier gebleken dat getuigen een knal hoorden en daarna drie personen zagen wegrennen. Verse sporen in de sneeuw, twee voetsporen en een fietsspoor, leidden de verbalisanten rechtstreeks van de opgeblazen geldautomaat naar de poort van de woning van [naam] , waar over de schutting te zien was dat er fietsen achter de poort stonden, dat er licht in de woning brandde en er een man, in de nachtelijke uren, aan tafel zat. Naar het oordeel van de rechtbank bestond op grond van deze feiten en omstandigheden bij de verbalisanten een redelijk vermoeden van schuld met betrekking tot de plofkraak.
Uit het proces-verbaal van bevindingen omtrent de doorzoeking van de woning van
12 maart 2013 blijkt dat acht opsporingsambtenaren, onder leiding van officier van justitie mr. Suijkerbuijk, op last van de rechter-commissaris, de woning waarin verdachte woonde aan [adres 3] te Terneuzen zijn binnengetreden ten behoeve van de doorzoeking ter inbeslagneming. De doorzoeking is begonnen op 12 maart 2013 om 08.05 uur en gesloten op 12 maart 2013 om 10.15 uur. In het dossier ontbreekt een schriftelijke machtiging tot doorzoeking ten gevolge waarvan thans niet kan worden vastgesteld of er destijds sprake is geweest van een dergelijke schriftelijke machtiging. Gelet op het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidende onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft voor de beantwoording van de vraag of aan dit verzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt, acht geslagen op hetgeen hieromtrent is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5321). Daaruit volgt dat rekening dient te worden gehouden met de in het tweede lid van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering genoemde factoren, te weten ‘het belang dat het geschonden voorschrift dient’, ‘de ernst van het verzuim’ en ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’.
De rechtbank stelt vast dat in onderhavige zaak sprake is van een schending van het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven zoals is neergelegd in artikel 8 van het EVRM. Uit de stukken blijkt evenwel dat de doorzoeking van beperkte duur is geweest. Verder is niet gebleken dat er tijdens de doorzoeking iets vernield of beschadigd is. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de inbreuk op voormeld recht niet verder is gegaan dan strikt noodzakelijk in verband met het aan de dag brengen van de waarheid ter zake van de feiten en omstandigheden zoals in de tenlastelegging weergegeven.
De rechtbank overweegt verder dat, ook al zou er geen sprake zijn geweest van een schriftelijke machtiging, op basis van het dossier ervan uit moet worden gegaan dat er sprake was van een - bij de wet voorziene - mondelinge machtiging, afgegeven door de rechter-commissaris, hetgeen impliceert dat voorafgaand aan de doorzoeking de rechtmatigheid daarvan is getoetst door de rechter-commissaris. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte zijn recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM te dezen niet tekortgedaan.
Ten aanzien van het nadeel dat door het vormverzuim is veroorzaakt overweegt de rechtbank dat het aantreffen van een verboden wapen en patronen geen nadeel oplevert in de zin van artikel 359a, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, aangezien het belang van verdachte dat deze niet zouden worden ontdekt niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang. De rechtbank overweegt voorts dat gesteld noch gebleken is dat verdachte door het ontbreken van de schriftelijke machtiging tot doorzoeking anderszins in ernstige mate in enig rechtens te respecteren belang is geschaad.
Gelet op het vorenstaande kunnen de bij de doorzoeking aangetroffen voorwerpen naar het oordeel van de rechtbank voor het bewijs worden gebezigd. De rechtbank verwerpt het verweer.
Bewijsoverwegingen
Verdachte verklaarde bij de doorzoeking van de woning op 12 maart 2013 op vordering van verbalisant [verbalisant 7] dat er een wapen in de woning was. Hij knikte naar de kledingkast, waarin een revolver, zwart van kleur met een bruine kolf, werd gevonden. [23] Op de tafel in de woonkamer werden zestien patronen aangetroffen. [24]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het aangetroffen wapen van hem is. [25] Ter terechtzitting van 17 juni 2013 verklaarde hij dat het wapen niet meer kon worden gebruikt, omdat de slagpin doormidden was gezaagd en de haan geslepen.
Bij de revolver, een wapen van het merk Arminius, model HW1S randvuur in het kaliber .22, bleek echter een andere loop en cilinder te zijn aangebracht teneinde deze revolver geschikt te maken voor .22 randvuur. De vervangende loop is excentrisch, zodat de originele slagpin op de juiste plaats de hulsbodem kan raken van het kleinere kaliber .22 randvuur en de originele cilinder is opgevuld en middels het plaatsen van bussen geschikt gemaakt voor .22. Door de bewerkingen is sprake van een voorwerp dat geschikt is om projectielen door een loop af te schieten. Derhalve is deze revolver een vuurwapen van categorie III. In totaal werden vijf .22 LR (Long Rifle) patronen aangetroffen in de cilinder van de revolver. De zestien aangetroffen patronen betroffen ook .22 LR (Long Rifle) patronen, als zodanig geschikt om met de Arminiusrevolver te worden afgevuurd. [26]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van feit 5
Op maandag 18 juni 2012 ontvingen verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] de melding dat er geschoten werd in de Bachstraat te Axel. Ter plaatse spraken zij [getuige 2] en [getuige 3] . Zij zeiden dat ze hadden gezien dat [verdachte] op twee personen heeft geschoten. Zij kennen [verdachte] en zagen dat hij in een bordeauxrode Renault reed van zijn vriendin [ex vriendin verdachte] . Ze hadden schoten gehoord. De personen die beschoten zijn, renden de brandgang in. Nadat er geschoten was, is [verdachte] met hoge snelheid weggereden. [27]
[getuige 4] verklaarde dat [verdachte] haar had verteld dat er ruzie was geweest in Axel. Zijn vriendin is toen uit de auto gestapt en die kreeg ook ruzie met die persoon. Die persoon heeft toen de vriendin van [verdachte] verwond, waarop [verdachte] het wapen heeft genomen en heeft geschoten. [28]
[ex vriendin verdachte] verklaarde dat zij in een bordeauxrode Renault Megane rijdt. Zij heeft haar auto een aantal keren uitgeleend aan haar ex-vriend [verdachte] . [29]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde feit. Hetgeen door [getuige 2] en [getuige 3] is verteld aan de verbalisanten wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 4] . De ontkennende verklaring van verdachte in dit kader acht de rechtbank niet geloofwaardig, aangezien verdachte ook ontkent [ex vriendin verdachte] te kennen met wie hij een relatie heeft gehad. Hoewel er geen aangifte is gedaan van bedreiging, beschikt de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank over de bevoegdheid om ambtshalve te beslissen tot vervolging voor bedreiging.
Ten aanzien van feit 6
Verdachte wordt onder feit 6 verweten dat hij op 18 juni 2012 te Axel een vuurwapen in de vorm van een pistool en een of meer patronen voorhanden heeft gehad. Nu uit het dossier en ook ter terechtzitting niet is gebleken met welk vuurwapen feit 5 is gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte een pistool en patronen voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte dan ook van feit 6 vrijspreken.
Ten aanzien van feit 7
Op 24 juli 2012 werd de woning van [getuige 4] te Zelzate doorzocht. In de slaapkamer van [getuige 4] troffen de verbalisanten op een ladekast onder enkele knuffels een pistool aan van het merk Colt, voorzien van een lader met 7 patronen type 7.65. In de slaapkamer die gebruikt werd door [verdachte] troffen de verbalisanten op het bed de verpakking aan van een ‘blunt wrap’, waarin 1 patroon van het type 7.65 zat. In een kast in de gang in een rood houten sleuteldoosje troffen de verbalisanten een lader aan met daarop 8 patronen type 7.65. [30]
[getuige 4] verklaarde dat het vuurwapen dat in haar woning werd aangetroffen van [verdachte] was. Hij kwam een week eerder plots de living in gelopen met dat wapen in zijn handen. [31]
Het wapen betrof een pistool van het merk Colt, type 1903 Pocket Hammerless in het kaliber .32 ACp (7,65mm Br). Hoewel het pistool in een slechte staat verkeerde, konden er met succes proefschoten genomen worden en functioneerde het pistool naar behoren.
De twee aangetroffen patroonhouders hadden beiden een capaciteit van acht patronen. Eén houder was, geladen met zeven patronen, geplaatst in het pistool. De andere houder werd, geladen met acht patronen, op een andere locatie in de woning aangetroffen. Van de zestien patronen waren er negen van het merk Sellier & Bellot met een vernikkelde projectielmantel, twee van het merk Sellier & Bellot met een verkoperde projectielmantel en vijf van het merk Geco. Deze munitie is geschikt om te worden verschoten met het hierboven omschreven pistool Colt 1903. [32]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem onder feit 7 is tenlastegelegd. De rechtbank merkt daarbij op dat in de ‘blunt wrap’ die op het bed van verdachte lag een patroon is aangetroffen dat geschikt was om te worden verschoten met het aangetroffen pistool. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 4] geloofwaardig, temeer omdat onder andere uit de bewezenverklaring ten aanzien van feit 5 is gebleken dat verdachte vuurwapengevaarlijk is en over een wapen kan beschikken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks12 maart 2013 te Terneuzen,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig explosief (middel) en/of een
explosieve lading op
/aaneen geldautomaat (gevestigd aan de Alvarezlaan te
Terneuzen) vast te maken
/aan te brengenen
/ofdit (vervolgens) te ontsteken,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor een
ander(en)te duchten was;
2.
hijop
of omstreeks12 maart 2013 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig(e) bankbiljet(ten),
geheel of
ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,
in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen voorafgaan en
/ofte doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld tegen een geldautomaat (gelegen aan de Alvarezlaan te Terneuzen), te
plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te
maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
met
een of meer vanzijn mededader
(s
),
althans alleenzich naar bovengenoemde
geldautomaat heeft begeven, en
/ofenig explosief (middel) en/of een explosieve
lading op bovengenoemde geldautomaat heeft vastgemaakt
/aangebrachten
/oftot
ontsteking heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hijop
of omstreeks12 maart 2013 te Terneuzen,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
en wederrechtelijk een geldautomaat (gevestigd aan de Alvarezlaan),
in elk
geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,
in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hijop
of omstreeks12 maart 2013 te Terneuzen,
een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk Arminius, model HW1S
randvuur in het
kaliber.22), en
/ofmunitie van categorie III, te weten 21
stuks rand vuur patronen (te weten vijf stuks scherpe patronen van het merk
CCI en
/ofzestien .22 LR (Long Rifle) patronen), voorhanden heeft gehad;
5.
parketnummer 02/688070-15
hijop
of omstreeks18 juni 2012 te Axel, gemeente Terneuzen,
één of meerperso
(o)n
(en
) in, althansin de nabijheid van de Bachstraat heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware
mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen
geschoten
in de richting, althansin de
nabijheid en/ofaanwezigheid van
voornoemde (onbekende) perso(o)n(en);
7.
parketnummer 02/688070-15
hij,als Nederlander, op
of omstreeks24 juli 2012 te Zelzate,
in elk geval in
België,
een of meerwapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen in de vorm van een pistool (merk Colt, kaliber .32) en
/of
- twee
, althans eenpatroonmagazijn
(en
), zijnde een onderdeel van een
vuurwapen en
/of
munitie van categorie III, te weten 16, althans een aantal scherpe
(volmantel)patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, waarbinnen een verdachte recht heeft op een eindvonnis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich met twee anderen schuldig gemaakt aan een plofkraak op een geldautomaat, waarbij is gepoogd bankbiljetten uit deze geldautomaat weg te nemen en waarbij deze geldautomaat is vernield. Het gaat om ernstige feiten die, naast maatschappelijke onrust, veel schade met zich brengen. Dat er geen geld is ontvreemd, maakt het gedrag van verdachte en zijn mededaders niet minder laakbaar. Door de ontploffing van de geldautomaat is grote schade ontstaan aan de automaat zelf. Tevens had grote schade kunnen ontstaan aan nabij de geldautomaat gelegen panden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging door met een vuurwapen te schieten op de openbare weg en heeft hij meerdere vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Verdachte heeft door het ter hand nemen van het wapen en dit ook daadwerkelijk te gebruiken, op excessieve wijze gereageerd op een kennelijk ontstaan conflict. Door aldus te handelen heeft verdachte grote gevoelens van dreiging en angst bij omstanders teweeg gebracht. Door daadwerkelijk te schieten heeft verdachte een veel te groot risico genomen waarbij het een gelukkige omstandigheid is dat dit niet tot ernstige gevolgen heeft geleid.
De rechtbank houdt rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, onder andere voor wapenbezit en diefstal met geweld. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van verdachte op een behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Dit recht strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn, die door de Hoge Raad wordt gesteld op twee jaar, vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit de verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het voornemen had tegen de verdachte een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval is die termijn gestart met de inverzekeringstelling van verdachte op 16 augustus 2012. Het heeft vervolgens ruim vierenhalf jaar geduurd voordat de rechtbank vonnis wijst. De redelijke termijn is gelet op het voorgaande met ongeveer tweeëndertig maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak in dit opzicht geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Gelet hierop zoekt de rechtbank bij de in mindering te brengen straf aansluiting bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden, waarover de Hoge Raad oordeelt dan ten aanzien van de strafkorting naar bevind van zaken moet worden gehandeld.
Gelet hierop legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 18 maanden. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 3 maanden, voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van één jaar. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Niet vastgesteld is kunnen worden aan wie de voorwerpen toebehoren.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat feit 4 is begaan met betrekking tot dit voorwerp.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 43 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch d.d. 18 april 2013 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering niet meer aan de orde is, subsidiair dat deze dient te worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat de vordering tot tenuitvoerlegging thans voorligt en er dan ook door de rechtbank over deze vordering dient te worden beslist. Voorts is de rechtbank van oordeel dat, ondanks het ontbreken van een oproeping van verdachte in het dossier, er met het verschijnen van een door verdachte gemachtigde raadsvrouw geen sprake is van een nietige oproeping. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging echter afwijzen, gelet op het verzoek dat hiertoe door de officier van justitie ter terechtzitting is gedaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57, 63, 91, 157, 285, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 6 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, in vereniging gepleegd;
feit 2:poging tot diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, in vereniging gepleegd;
feit 4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III;
feit 5:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 7:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van 1 (één) jaar na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 262830, 262835, 262839, 262869, 262876, 262877, 262878, 314370, 314371, 314372 en 314373;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerp, genummerd: 262840;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. N.J.C. van Spronssen en
mr. J.A. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van de Riet en
mr. S.A. Huwae, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 april 2017.
Mr. Smits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL193E 2013016410 van de regiopolitie Zeeland, divisie recherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 310.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2013, pagina 18, tweede alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2013, pagina 20, eerste tot en met derde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2013, pagina 23, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2013, pagina 30, derde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
6.Het schriftelijk stuk, inhoudende een sporenlijst, pagina 221 en 222 van voornoemd eindproces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2013, pagina 25, zevende en achtste alinea, en pagina 26, eerste en tweede alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
8.Het proces-verbaal aanvraag doorzoeking d.d. 12 maart 2013, pagina 179, zevende alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
9.De lijst van inbeslaggenomen goederen, bijgevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen d.d.
10.Het stuk inhoudende foto’s van de doorzoeking, pagina 189, 196 en 202, van voornoemd eindproces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen i.v.m. aantreffen tape d.d. 12 maart 2013, pagina 182, tweede en derde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 24 juni 2013, tweede pagina, vijfde alinea, van voornoemd los in het dossier opgenomen proces-verbaal en de sporenlijst, pagina 221 van voornoemd eindproces-verbaal.
13.Het schriftelijk stuk, inhoudende het herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 januari 2014, pagina 1 en 2 van 5, van dit rapport.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] d.d. 19 maart 2013, pagina 210, van voornoemd eindproces-verbaal.
15.Het proces-verbaal van verhoor als verdachte van [naam] d.d. 12 maart 2013, pagina 148, vierde en vijfde alinea, pagina 149, laatste alinea, en pagina 150, eerste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 12 maart 2013, pagina 49, vijfde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 29 maart 2013, pagina 57, tweede alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
18.Het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens vaste en mobiele telefonie d.d. 13 maart 2013, pagina 279 en 288, van voornoemd eindproces-verbaal.
19.Het schriftelijk stuk, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2013 met bijlagen, eerste, vijfde en zesde pagina van dit stuk.
20.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever namens benadeelde] namens [benadeelde 1] , pagina 14, laatste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
21.Het schriftelijk stuk, inhoudende een sporenlijst, pagina 221 van voornoemd eindproces-verbaal.
22.Het schriftelijk stuk, inhoudende het NFI-rapport van 21 mei 2014 Explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een geldautomaat in Terneuzen op 12 maart 2013, pagina 5, 6 en 7.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2013, pagina 233, van voornoemd eindproces-verbaal.
24.De lijst van inbeslaggenomen goederen, bijgevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen d.d.
25.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 13 maart 2013, pagina 52, van voornoemd eindproces-verbaal.
26.Het schriftelijk stuk, inhoudende een proces-verbaal betreffende aangetroffen vuurwapens en munitie van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie d.d. 30 september 2013, pagina 3 en 4.
27.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juni 2012, pagina 106, tweede, vierde, zevende, negende tot en met veertiende alinea, en pagina 107, derde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
28.Het in België afgelegde verhoor van [getuige 4] d.d. 24 juli 2012, pagina 55, eerste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
29.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ex vriendin verdachte] d.d. 22 augustus 2012, pagina 143, vijfde en elfde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
30.Het schriftelijk stuk, inhoudende ‘uitvoeren bevel tot huiszoeking’, d.d. 24 juli 2012, pagina 48, laatste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
31.Het in België afgelegde verhoor van [getuige 4] d.d. 24 juli 2012, pagina 54, zesde alinea, en pagina 55, zesde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
32.Het schriftelijk stuk, inhoudende een proces-verbaal betreffende onderzoek aan een pistool met extra patroonhouder en scherpe munitie van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie d.d. 5 april 2013, pagina 2, eerste, derde en vijfde alinea, pagina 3, eerste alinea, en pagina 6, derde en vijfde alinea.