Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gemeente en de inspecteur van de Belastingdienst over de hoogte van de bijdrage uit het BTW-compensatiefonds (BCF) voor het jaar 2012. De gemeente, als belanghebbende, had bezwaar gemaakt tegen de wijze van afronding van de component 'compensabel' in het mengpercentage dat gebruikt wordt voor de berekening van de BCF-bijdrage. De inspecteur had vastgesteld dat het mengpercentage voor de compensabele btw op 95,27% moest worden vastgesteld en dat deze niet verder naar boven afgerond mocht worden. De gemeente stelde dat de afronding op het naastgelegen hogere gehele getal moest plaatsvinden, wat zou resulteren in een hogere BCF-bijdrage. De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van de BCF-bijdrage een nationale aangelegenheid betreft en dat de gemeente zich tevergeefs beroept op de rechtstreekse werking van artikel 175, eerste lid, van de BTW-richtlijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de beslissing van de inspecteur. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen nationale wetgeving en Europese richtlijnen in het kader van belastingheffing.