4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Verdachte heeft vanaf 2011 tot juli 2015 een knipperlicht-relatie gehad met ,‘ [benadeelde] ’, [benadeelde] (hierna genoemd: [benadeelde] ) Uit deze relatie is op [geboortedag zoon benadeelde partij] 2013 zoon [zoon benadeelde partij] geboren.
Het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak is gestart naar aanleiding van een gasexplosie in de woning van [benadeelde] op 15 september 2015. De brandstichting is vanwege onvoldoende bewijs geseponeerd.
Beoordeling
Op 2 november 2015 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van onder andere bedreiging en stalking door verdachte.Zij verklaarde dat verdachte sinds 3 september 2015 erg boos op haar was omdat hij dacht dat ze met haar vorige ex, [naam] , omging en zij met hem nog contact had. Verdachte had haar meerdere sms-jes gestuurd waarin hij zei dat hij haar ging opblazen of dood ging schieten, ook appte hij haar zus [naam zus] met die dingen.
Getuige [getuige] verklaarde dat op 13 september 2015 aangeefster met haar zus bij haar thuis was, toen aangeefster steeds door verdachte werd gebeld. Aangeefster zette haar telefoon op luidspreker. Toen hij nogmaals belde, nam de moeder van verdachte de telefoon op en hoorde [getuige] dat verdachte zei: “nee, ik ga haar nooit met rust laten en wat doen jullie op de [straatnaam] ?”
Door de politie is vervolgens onderzoek verricht naar de berichten in de telefoon van aangeefster en hieruit blijkt dat verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] onder meer de volgende sms-berichten heeft verstuurd naar aangeefster:
“Als jij dacht met hem te gaan praten en met hem weer goed kom kan je bij hem intrekken want wat ik met jou en hem doet kan je niet meer na vertellen”(feit 1)
“Stoer doen en niet opnemen [benadeelde] jij ik garandeer jou pas op jij zal niets meer over houden echt.”(feit 2)
“Laat hem 1 stap zetten in jou huis kan niet wachten want nu gaan de bommen los komen jullie twee haha we gaan zien hoop dat je dood gat aan wat jij leid kanker set hier dat je bent daarom wou je ook al die tijd alleen uit gaan je ging vreemd met hem en daarom ging het mis met [benadeelde] hè kanker set hier gaan jullie beide voor boeten.” (feit 2)
“Jij bent een vieze kanker hoer slet vies kanker wijf en hij is een kanker miet eerste klas als je kan alle gesprekken alle smsen door sturen door hem” (feit 2)
“Twee mensen die zich volwassen noemen en een persoon in hun schoenen rot op man een
hoer verdiend niks anders dan genaaid te worden en mishandeld te zijn” (feit 2)
“Had jou gewaarschuwd lieg niet en wat doe jij jij liegt toch tegen de politie dus geloof maat
in je eigen leugens meid maar nu zal je zeker gepakt worden - op jou leugens ik doe me ding en wacht af”(feit 2)
Tevens heeft de politie de telefoon van [naam zus] , zijnde de zus van aangeefster, onderzocht en hieruit is gebleken dat verdachte op 3 september 2015 onder meer de volgende voice-berichten naar haar heeft verzonden:
“Ik praat geen onzin, jij kent mij donders goed. In 2011 had ik zo die jongens die haar in elkaar
geslagen had, wie nam een wapen mee? Wie nam een vuurwapen mee? Ikke. Jij denkt dat ik dom ben ofzo? Ja? Ik zal je één ding vertellen: als hij durft voor haar deur bij mijn kind, ja, in de buurt te zijn, interesseert me niet of jij daar staat, wie daar staat, politie dr staat, wat dan ook, ik schiet iedereen neer, simpel, ik schiet iedereen neer. Zij denkt zo stoer te kunnen zijn? Laat me, we gaan zien hoe het gaat lopen. Jij denkt ik praat onzin? Ja? Volgens mij niet. Want in 2011 weet je donders goed wat er is gebeurd. Ja? Heel goed. En denk maar niet dat ik het laat gebeuren nu nog een keer, dat kan ik jou al vast vertellen. Dus of je nou denkt dat ik onzin praat of geen onzin praat, dat is aan jou, ja? Maar dit keer laat ik het niet zo maar verlopen, dat kan ik je al vast vertellen.”(feit 1)
“Dat gaan we toch wel zien, ja. Als jij het voor [naam] wil opnemen dan gaan we dat zien hè, als jij het voor [naam] wil opnemen. Dat is aan jou de keuze, ja, maar ik heb jou al gezegd, het interesseert mij niet. [naam] daar, ik daar. En hoe het afloopt zien we vanzelf wel, ja. [naam] daar, ik daar. Of jij daar nou tussen wilt komen, te ja of te neem omdat je ook zo graag boven [naam] wilt gaan zitten, het interesseert mij niet, ja. Als je zo graag goede vriendjes met [naam] wil zijn, interesseert mij niet. Jij wil voor [naam] opkomen, ik heb genoeg voor jullie gedaan, genoeg voor jullie beiden. En ik krijg altijd maar stank voor dank van jullie kant. [naam] komt niet bij mijn kind in de buurt, simpel is dat. Komt hij dat wel, is hij dat wel, is hij en jullie, interesseert mij niet, hebben een probleem met mij, ja. Wie wil ook stoer doen? Interesseert mij niet. Een pipa heb acht ballas, ja, we zullen wel zien.”(feit 1)
Aangeefster heeft vervolgens ook print screens van de Whatsapp-status van verdachte aan de politie overhandigd, met onder meer de volgende inhoud:
Het Papiaments is door een beëdigde vertaler vertaald en tussen haakjes weergeven.
“I am not a murderer. 1 just like to kill kilI. You think you free free. You not safe from me cause 1 pee on you. Mtf bitch i wait” (feit 1).
“A mi no ke puta mas. (Ik wil geen hoer meer) Als ik niet interessant was keek je niet op mijn status. Drumi bon paso dia di berdad ta jega sigur. E mester a matabo. (Slaap lekker, de dag der waarheid is nabij. Hij/zij had je moeten vermoorden)” (feit 2)
“Het is so interessant he? Om op mij status te kijken, wie heb nu geen leven? Cu salimentu baila chinga perde tempo sin kas cu dealer nada (Met uitgaan, dansen, neuken en neuken zonder een huis/dak boven je hoofd en met een dealer niks)”(feit 2)
Aangeefster heeft verklaard dat zij naar deze statussen keek omdat het een manier van communiceren was van verdachte naar haar. Zij had (het telefoonnummer van) verdachte op enig moment geblokkeerd, maar kon nog wel zijn status zien. Aangeefster wist dat verdachte er niet tegen kon dat ze niet reageerde op zijn sms-jes. Dit was zijn manier om toch zijn verhaal kwijt te kunnen in de weet dat ze het zou lezen.
Verdachte heeft bekend dat hij bovenstaande sms-berichten aan aangeefster heeft verzonden. Eveneens heeft verdachte bekend dat hij bovenstaande voice-berichten aan de zus van aangeefster heeft verzonden en dat de inhoud van deze berichten richting aangeefster bedoeld was. Tevens heeft verdachte bekend dat hij de Whatsapp-statussen heeft getoond (de rechtbank begrijpt: zichtbaar heeft gehad op zijn profiel) en dat hij er vanuit ging dat aangeefster deze ook zou lezen.Verdachtes verklaring ter zitting dat hij het nummer van aangeefster had geblokkeerd, zodat zij de status niet kon zien, verwerpt de rechtbank als onaannemelijk. In het voorgaande ligt immers besloten dat aangeefster van die status kennis heeft genomen.
Feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
De bewoordingen die verdachte heeft gebezigd en de omstandigheden waaronder hij deze heeft geuit, te weten in het kader van een aanhoudend conflict tussen ex-partners, waarbij verdachte aangeefster, zelfs nadat er een gasexplosie had plaatsgevonden in haar woning, niet met rust heeft gelaten en door is gegaan met het uiten van dreigende berichten, maken dat er objectief gezien een reële angst kon ontstaan dat verdachte zijn dreigementen zou uitvoeren.
Ten aanzien van de voice-berichten constateert de rechtbank dat zij waren gericht tot aangeefster, maar werden geuit aan de zus van de aangeefster. De rechtbank overweegt in dit verband dat voor een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) nodig is dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de uitlatingen van verdachte ter kennis zouden komen van de bedreigde. Gelet op de feiten en omstandigheden van het onderhavige geval, te weten dat verdachte zijn bedreigingen heeft geuit in het kader van een relationeel conflict en gezien de ernst van de geuite bedreigingen, heeft verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bedreigingen die hij ten overstaan van de zus van aangeefster heeft geuit ook ter kennis van aangeefster zouden komen. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat de voice-berichten die door verdachte naar de zus van aangeefster zijn verzonden op dezelfde dag zijn verzonden als een sms-bericht met bedreigende tekst dat hij naar aangeefster zelf heeft verzonden. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat aangeefster daarvan kennis heeft genomen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging dat deze berichten slechts een indirecte bedreiging betreffen en deze, mede gelet op hun inhoud, daardoor niet onder een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr zouden vallen.
Ten aanzien van de Whatsapp-statussen overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Vaststaat dat aangeefster kennis heeft genomen van deze statussen aangezien zij printscreens hiervan zelf aan de politie heeft overhandigd. Voorts blijkt uit de inhoud van de statussen dat verdachte er ook vanuit ging dat aangeefster deze kon en zou lezen. Dat aangeefster zelf actief handelingen heeft moeten verrichten om de statussen te bekijken, doet hieraan niet af. Naar het oordeel van de rechtbank kan het zichtbaar hebben van Whatsapp-statussen – anders dan de verdediging bepleit – onder de gegeven omstandigheden dan ook een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr opleveren.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor de vraag of sprake is van belaging in de zin van artikel 285b Sr beslissend is of er sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van die ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft.
Ten aanzien van de Whatsapp-statussen overweegt de rechtbank dat de enkele status op zich geen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van iemand. Gelet echter op de context waarin deze in dit geval zichtbaar waren waarbij verdachte heeft bekend dat de berichten aan [benadeelde] gericht waren en hij ook wist dat zij er kennis van nam
(“Als ik niet interessant was keek je niet op mijn status”), maakt dat ook het zichtbaar hebben (of tonen zoals ten laste gelegd) van die statussen is aan te merken als gedragingen die wederrechtelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank gaat eveneens voorbij aan het betoog van de verdediging dat niet vaststaat dat de statussen zichtbaar waren in de tenlastegelegde periode, nu aangeefster (printscreens van) de statussen in de ten laste gelegde periode aan de politie heeft verstrekt.
Anders dan de verdediging heeft gesteld is er, naar het oordeel van de rechtbank niet slechts sprake geweest van het sturen van “een klein aantal berichten”.
De rechtbank is dan ook – anders dan de verdediging – van oordeel dat, gelet op de inhoud van de door de verdachte verzonden berichten en getoonde statussen, de hoeveelheid berichten en het tijdsbestek waarin de berichten zijn verstuurd, bewezen verklaard kan worden dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.