4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) heeft verklaard dat hij zich op 13 augustus 2016 samen met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (de vriendin van aangever) in [cafe] te Tilburg bevond. Op een gegeven moment zag aangever dat een jongen die achter [naam 3] aan de bar zat, haar met zijn linkerhand bij haar linker bovenarm beetpakte. Aangever zag dat [naam 3] dit niet prettig vond. Hij zei tegen de jongen: ‘laat haar met rust’ of woorden van gelijke strekking. Op hetzelfde moment bracht hij zijn rechterhand naar de linker bovenarm van [naam 3] , waar hij de linkerhand van de jongen vastpakte. Op dat moment zag [naam 3] de kans om zich los te rukken waardoor er een ruimte ontstond tussen aangever, [naam 3] en de jongen. Direct daarop zag hij dat de jongen zijn rechterhand richting zijn gezicht bracht en hem een klap gaf. Hierna voelde aangever direct iets warm stromen vanuit zijn nek en realiseerde hij zich dat hij met een glas in zijn gezicht was geslagen. Aangever voelde hierdoor pijn. Hij merkte dat er nog stukjes/scherven glas in zijn gezicht zaten.
Uit de geneeskundige verklaring van het Elisabeth Tilburg Ziekenhuis blijkt dat aangever op de linkerwang over het jukbeen verlopend, een snijverwonding heeft van ruim 10 centimeter lengte. De wond heeft flink gebloed en aangever is door een plastisch chirurg geopereerd, waarbij de wond is gehecht.+
Ter zitting is de getuige [getuige 1] onder ede gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte geduwd dan wel geslagen werd door aangever. Verdachte stapte van zijn barkruk af, deed één of twee stappen naar voren en sloeg of duwde aangever met het glas nog in zijn hand in het gezicht.
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij voelde dat iemand haar linker arm vastpakte en dat aangever hierop de arm van verdachte beetpakte en zei: ‘laat haar met rust’. Verdachte stapte hierna van zijn kruk en ging naast aangever staan. Vervolgens zag getuige [naam 3] dat verdachte een glas in zijn hand had en vol in het gezicht van aangever sloeg.
Van het incident zijn camerabeelden beschikbaar en deze zijn door verbalisant [verbalisant 1] bekeken. Hij beschrijft dat op de beelden te zien is dat een man op de kruk aan de bar zit. Hij buigt zich voorover en komt met zijn hoofd in de buurt van de vrouw en houdt deze houding even aan. Een man met een donkerkleurig T-shirt zet een stap in de richting van de man die op de kruk zit. De man stapt van zijn kruk af en stapt op de man met het donkere shirt af. De man maakt met zijn lichaam een draaiende beweging naar links. De man met het zwarte T-shirt deinst na deze indraaiende beweging naar achteren.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die avond in [cafe] samen met [getuige 1] aan de bar op barkrukken zat. Ze zaten met hun rug tegen de bar. Hij dronk die avond water. Hij sprak [naam 3] aan, waarna aangever naar hem toe kwam.
bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte, nadat hij van zijn barkruk is afgestapt en een of twee stappen in de richting van aangever heeft gezet, met kracht met een glas tegen het gezicht van aangever heeft geslagen.
Het letsel dat aan aangever is toegebracht wordt door de rechtbank gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Door de klap met het glas heeft aangever een forse wond van 10 centimeter op zijn linkerwang, lopend over zijn jukbeen opgelopen. Aangever is door een plastisch chirurg geopereerd, waarbij, zoals op de foto op pagina 54 van het eind-proces-verbaal, een groot aantal hechtingen is geplaatst. Deze zijn na vijf dagen verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Met betrekking tot de stelling van de raadsman dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het ontstaan van het letsel, nu hij zich niet bewust was van het glas in zijn hand en in een reflex heeft gehandeld, nadat hij door aangever van zijn kruk was geduwd, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond met [getuige 1] in [cafe] op barkrukken aan de bar zat en dat hij een glas water had. Verdachte was zich er, gelet op zijn verklaring, op enig moment van bewust dat hij een glas in zijn hand had. Het is ook slecht voorstelbaar dat iemand zich niet bewust is van een glas in zijn hand als hij op de door verdachte beschreven wijze samen met een vriend iets aan het drinken is. De verklaring van verdachte dat hij door aangever van zijn kruk werd geduwd en uit een reflex heeft uitgehaald om aangever van zich af te houden, wordt weerlegd door de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [naam 3] volgt immers dat, nadat aangever verdachte bij de arm had gepakt of had geduwd, verdachte zelf van zijn kruk is gestapt, een of twee passen naar aangever is toegelopen en hem toen met het glas hard in het gezicht heeft geslagen. Deze verklaringen worden bevestigd door de beschrijving van de camerabeelden, waaruit volgt dat verdachte van zijn kruk stapte, richting aangever liep en een indraaiende beweging naar links maakte. Hoewel het voorval zich in slechts enkele seconden heeft afgespeeld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een reflex als door verdachte betoogd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank namelijk af dat verdachte eerst van zijn kruk is gestapt, vervolgens naar verdachte toe is gelopen en hem dan met het glas in zijn gezicht heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, zoals hierboven weergegeven, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is - mede in ogenschouw genomen hetgeen de rechtbank omtrent de gestelde reflex heeft overwogen - onvoldoende gebleken.
Gelet hierop had verdachte het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.