Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil
3.De feiten
Zorg: waar hebt u recht op?
Zorg: waar hebt u recht op?
(waarschijnlijk met botopbouw)”. Bij die brief heeft [naam 2] röntgenfoto’s gevoegd ter onderbouwing van zijn diagnose dat sprake is van een “
groot botdefect t.p.v. de 11 en 21”.
De adviseur heeft op grond van de beschikbare gegevens de aanvraag opnieuw beoordeeld door onze adviserend tandarts. Er is geen reden om op ons eerder ingenomen standpunt terug te komen. Er is weliswaar nu sprake van een dentoalveolair defect, maar niet zoals bedoeld in kader van aanspraak bijzondere tandheelkunde. Er is geen sprake van ten gevolge van een trauma, verlies van elementen plus tegelijkertijd een substantieel deel van het kaakbot in ernst vergelijkbaar met schisis. Er hebben na dentaal trauma, tandheelkundige behandelingen plaatsgevonden, met helaas onvoldoende duurzaam resultaat, waarna elementen uiteindelijk zijn verloren/zijn getrokken.”
U vraagt ons of er sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en de huidige situatie van het gebit van mevrouw [eiseres] . Volgens de heer [naam 2] zou wel degelijk sprake zijn van een trauma waarbij elementen verloren zijn gegaan plus een substantieel deel van het kaakbot en zou sprake zijn van een zeer ernstige tandheelkundige handicap.
De huidige staat van het gebit van mevrouw [eiseres] is overduidelijk aan te merken als (een combinatie van) ontwikkelingsstoornis, groeistoornis en verworven afwijking van tand-kaak- en mondstelsel.
Zonder implantaten zoals verzocht kan er geen normale functie zijn.
Het is onweerlegbaar dat de huidige narigheid het gevolg is van het trauma op 8 jarige leeftijd.
Het verwijzen naar vorige tandheelkundige benadelingen met onvoldoende duurzaam resultaat is niet ter zake en niet onderbouwd (brief [gedaagde] 28 mei 2014 – bijlage 7).
Het is goed dat [gedaagde] afwegingen maakt in het algemeen belang maar dat moet dan wel zorgvuldig gebeuren en adequaat worden onderbouwd hetgeen hier niet is gebeurd. Het vergelijken van deze afwijking met schisis is ruim achterhaald en niet meer van deze tijd. Het is een conditio sine qua none dat bij de beoordeling van dit soort complexe gevallen patiënt gezien wordt door de adviserend tandarts.
4.De beoordeling
Mondzorg omvat zorg zoals tandartsen die plegen te bieden, met dien verstande dat het slechts betreft tandheelkundige zorg die noodzakelijk is: a. indien de verzekerde een zodanige ernstige ontwikkelingsstoornis, groeistoornis of verworven afwijking van het tand-kaak-mondstelsel heeft dat hij zonder die zorg geen tandheelkundige functie kan behouden of verwerven, gelijkwaardig aan die welke hij zou hebben gehad als de aandoening zich niet zou hebben voorgedaan; (..)”.
ernstige twijfels” geuit over de onafhankelijkheid van [naam 3] als deskundige in deze casus, aangezien zij over informatie is komen te beschikken waaruit zou blijken dat [naam 3] sinds 1993 samenwerkt met de aanvragend behandelaar [naam 2] . Thans vindt samenwerking plaats in de [naam 5] te [woonplaats 4] , aldus [gedaagde]
In deze regio werken mijn collegae kaakchirurgen en ondergetekende met iedereen samen, dat is onze taak en heeft niets te maken met belangenverstrengeling. We kennen nagenoeg alle kaakchirurgen in Nederland en nagenoeg alle tandartsen in Zuid-Limburg; wij zouden dus in de gedachtegang van [gedaagde] iedereen kunnen beïnvloeden.
zeer goede en lange samenwerking met tandarts / implantoloog [voornaam]” op de introductiepagina van [naam 3] , voldoende om te vermoeden dat sprake kan zijn van een zekere mate van partijdigheid van deze deskundige. In dit licht valt de mededeling van [naam 3] aan de rechtbank, inhoudende dat hij ten opzichte van partijen vrij staat (tussenbeschikking van 20 juni 2016, rechtsoverweging 3.9) niet goed te begrijpen. [naam 3] is ook door [naam 2] als deskundige voorgedragen, zo blijkt uit de brief van [eiseres] van 6 januari 2016 bij het verzoek aan de rechtbank. Aannemelijk is dat kaakchirurgen in Nederland elkaar (kunnen) kennen en dat sprake is van onderling collegiaal contact, alsook dat er tussen kaakchirurgen en tandartsen in de regio Zuid-Limburg geregeld professioneel contact is, zoals uit de woorden van [naam 3] in diens “vervolg rapport” volgt, maar dergelijke contacten zijn van een andere orde dan de door [gedaagde] aangetoonde samenwerking in dezelfde kliniek waarbij, naar kan worden vermoed, [naam 3] en [naam 2] elkaar persoonlijk kennen en met de inhoud van het deskundigenbericht mogelijk zelfs een commercieel belang is gediend. Hoewel van dit laatste geen sprake hoeft te zijn - [gedaagde] heeft dit niet met zoveel woorden gesteld - acht de kantonrechter de als gevolg van de samenwerking ontstane vrees van [gedaagde] voor een niet onpartijdig deskundigenbericht, niet ongerechtvaardigd.
Uit de ontvangen briefwisseling blijkt een wat laconieke houding van [gedaagde] ten opzichte van verzekerde mevrouw [eiseres] .” en “(..)
het verloren gaan van elementen en kaakbot in ernst vergelijkbaar met schisis alsvoorwaardevoor toekenning van vergoeding kom ik nergens tegen in de verzekeringsvoorwaarden (..). Ik ben geen verzekeringsexpert en ik kan iets gemist hebben maar het zou prettig zijn als [gedaagde] zoiets stelt, dat ook onderbouwt met vermelding van het juiste artikelnummer, eventueel aangevuld met jurisprudentie.” zijn niet relevant in relatie tot de door de rechtbank geformuleerde vragen maar kleuren wel de door de rechtbank verlangde objectiviteit van de deskundige. Dergelijke opmerkingen vallen ook buiten het bestek van de laatste vraag in de beschikking van de rechtbank. Van [naam 3] werd een louter medisch oordeel verwacht, niet zijn mening over de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.
is (..) gebaseerd op:” in plaats van “op de zorgverzekering zijn van toepassing: (..)” of woorden van gelijke strekking, kan op grond van de in de polisvoorwaarden gebezigde bewoordingen niet worden verondersteld dat de genoemde wetgeving c.a. niet rechtstreeks op de verzekeringsovereenkomst van toepassing is.
Artikel 2.7 Deze bepaling regelt de mondzorg. (..) De inhoud en omvang van de zorg zijn gelijk aan de inhoud en omvang zoals die geregeld waren met de Regeling tandheelkundige hulp ziekenfondsverzekering. In het eerste, tweede en derde lid zijn de inhoud en omvang van de mondzorg voor alle verzekerden geregeld. Deze is beperkt tot de zogenoemde bijzondere tandheelkunde. Voorheen was dat geregeld in de artikelen 8 en 9 van de Regeling tandheelkundige hulp ziekenfondsverzekering. Het eerste lid noemt voor de inhoud en omvang van de mondzorg die onder het Zvw-pakket valt, de tandartsen. Bij tandartsen gaat het om tandarts algemeen practici en tandarts-specialisten (kaakchirurgen en orthodontisten). Ook hier kunnen andere beroepsbeoefenaren bij de zorg ingeschakeld worden. Te denken valt aan tandprothetici, mondhygiënisten en tandtechnici. De functiegerichte omschrijving maakt dat mogelijk. Net als in de ziekenfondsverzekering bestaat aanspraak op het aanbrengen van tandheelkundige implantaten voor bijvoorbeeld oligodontiepatiënten, schisispatiënten en oncologiepatiënten met gedeeltelijke resectie van kaakdelen. Het aanbrengen van tandheelkundige implantaten valt in die gevallen onder het eerste lid. (..).” (Besluit van 28 juni 2005, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 11, 20, 22, 32, 34 en 89, van de Zorgverzekeringswet (Besluit zorgverzekering), Staatsblad 2005, nr. 389, p. 41).
Bij de zeer ernstige tandheelkundige afwijkingen waarvoor bijzondere tandheelkundige hulp nodig is, gaat het in beginsel om de volgende afwijkingen: (..) 5. een blijvend dento-alveolair defect door een ongeval, tenzij ten tijde van het ongeval naar tandheelkundige opvattingen onvoldoende tandheelkundige functie aanwezig was of al was aangevuld met een partiële prothese of een frameprothese;”