Uitspraak
1.[gedaagde],
2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
1.De verdere procedure
2.De feiten
“het uitoefenen van een installatiebedrijf op het gebied van zonnepanelen en aanverwante installaties”. [gedaagde sub 2] werkt terzake uitsluitend met zelfstandige ondernemers, waaronder zzp’ers, die in teams zonnepanelen bij klanten (particulieren en bedrijven) installeren.
n. [gedaagde sub 3] heeft de aansprakelijkheid afgewezen.
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
4.3 De kantonrechter is van oordeel dat de werkzaamheden die [eiser] moest verrichten hebben plaatsgevonden in de uitoefening van het bedrijf van [gedaagde sub 2] en overweegt daartoe als volgt.
“installatiebedrijf op het gebied van zonnepanelen en aanverwante installaties”.[gedaagde sub 2] heeft er kennelijk bewust voor gekozen om de werkzaamheden in onderaanneming door diverse onderaannemers uit te laten voeren. In dat licht is het verweer van [gedaagde sub 2] dat zij geen werknemers in dienst heeft die het werk doen wat [eiser] doet, niet relevant.
“Algemene installateurs informatie voor zonnepaneelsystemen”van [gedaagde sub 2] (producties 6 en 7 bij de conclusie van antwoord). De kantonrechter verwijst daarbij met name naar de bladzijden 25 tot en met 40, waar een uitgebreide (algemene) risico-inventarisatie en -evaluatie voor de installateurs van [gedaagde sub 2] is opgenomen, gedateerd januari 2015. Verder blijkt dit ook uit haar website, waarnaar zij zelf heeft verwezen (punt 3.1. van de conclusie van antwoord). Daar valt het volgende te lezen:
“Over ons
heeft wel gesteld dat [eiser] in strijd met de hem bekende VCA-basisveilig-heidsregels de ladder niet heeft vastgepakt alvorens erop te gaan staan, maar naar het oordeel van de kantonrechter kwalificeert dit niet als bewust roekeloos gedrag.
9 februari 2007, JAR 2007, 71 en HR 13 juli 2007, JAR 2007, 230). Bij de beoordeling van hetgeen hij in dit verband dient te doen, dient de werkgever voor ogen te houden of van de desbetreffende maatregel redelijkerwijs effect valt te verwachten. Als richtsnoer kan worden aangenomen dat geen waarschuwing nodig is voor algemeen bekende gevaren en voor niet als gevaarlijk te kwalificeren situaties die zich buiten de werkplek op dezelfde manier kunnen voordoen.
structurele maatregelen(onderstreping door de kantonrechter) moeten worden genomen om valgevaar te voorkomen. De conclusie van de risico-inventarisatie- en evaluatie (bladzijde 35) luidt vervolgens als volgt:
“De eisen zoals gemeld in dit document zijn gebaseerd op de geldende richtlijnen van het Arbeidsomstandigheden-besluit en de inspectie SZW. [gedaagde sub 2] streeft ernaar om de aanbevolen zaken uit te voeren. Echter, dit kan niet in 1 dag worden uitgevoerd. Het is wel de bedoeling om dit geleidelijk in gang te gaan zetten. Echter, zoals aangegeven, zijn er vele bepalingen uit het Arbeids-omstandighedenbesluit van toepassing op de activiteiten van [gedaagde sub 2] . ZZP’ers in dienst van [gedaagde sub 2] zullen zich hier dan ook aan moeten houden. Ter voorkoming van boetes, ter voorkoming van het stilleggen van werkzaamheden en ter voorkoming van ongevallen zal [gedaagde sub 2] dan ook de komende maanden de aanpassingen en voorlichting van Veilig Werken in de huidige werkzaamheden gaan integreren.”
“De ZZP’er en de AOV; wat kan de AVB-verzekeraar daarmee?”.
(2 punten van € 400,- per punt) aan salaris gemachtigde alsmede € 10,00 aan betaalde getuigentaxe aan [naam 2] in het kader van het voorlopig getuigenverhoor).
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde sub 2] c.s. de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde sub 2] c.s. de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn na de aanschrijving aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De eveneens gevorderde nakosten zullen worden afgewezen nu niet, althans onvoldoende is gesteld of onderbouwd dat na het vonnis kosten zullen worden gemaakt, anders dan de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van dit vonnis.
5.De beslissing
€ 983,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de 15e dag na aanschrijving tot de dag van de volledige betaling;
8 maart 2017.