ECLI:NL:RBZWB:2017:1506
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst/Toeslagen
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 24 september 2016, waarin het voorschot huurtoeslag voor het jaar 2014 werd vastgesteld op € 0,-. De rechtbank heeft op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, die niet aanwezig was op de zitting, betwistte de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen, die stelde dat hij geen recht had op huurtoeslag omdat zijn kale huur van € 1.250,- de maximale grens van € 699,48 overschreed en zijn vastgestelde inkomen van € 44.000,- hoger was dan de maximale grens van € 29.325,- voor huurtoeslag. Eiser voerde aan dat hij een (onder)huur van € 699,- per maand had en dat hij geen inkomen had, maar dat hij als directeur-grootaandeelhouder een inkomen van € 44.000,- opgelegd had gekregen. De rechtbank overwoog dat de Belastingdienst/Toeslagen zich moest baseren op het door de belastinginspecteur vastgestelde inkomen. Aangezien dit inkomen hoger was dan de grens voor huurtoeslag, had eiser geen recht op huurtoeslag. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het voorschot huurtoeslag op € 0,- had vastgesteld en dat eiser een bedrag van € 3.721,- aan te veel betaalde voorschotten moest terugbetalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.