Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 7 maart 2017 van de meervoudige kamer in de zaken tussen
[Naam bedrijf] , te [Vestigingsplaats] ,
[Naam bedrijf2] , te [Vestigingsplaats2] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Ontvankelijkheid beroepen
Bestreden besluit I (toepassen hardheidsclausule)zaaknummer: BRE 16/1298 WABOM
Nacht: 40
Avond: 40
Nacht: 35
Avond: 35
Bestreden besluiten II en III
zaaknummers: BRE 16/1298 WABOM (beroep van eisers) en BRE 16/1279 WABOM (beroep van TOP)
e. 1 het oprichten, 2 het veranderen of veranderen van de werking of 3 het in werking hebben van een inrichting;
geluidis van belang dat in hoofdstuk 6 van de omgevingsvergunning voorschriften zijn opgenomen ter voorkoming en beperking van geluidshinder.
geuris van belang dat in hoofdstuk 7 van de omgevingsvergunning voorschriften zijn opgenomen ter voorkoming en beperking van geuroverlast.
afhandeling van de aanvraag en de termijnoverschrijdingstaat vast dat de aanvraag omgevingsvergunning is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb. Evenmin is in geschil dat het college niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn op de aanvraag heeft beslist. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het college hiervoor dwangsommen heeft verbeurd. Nu het college alsnog op de aanvraag heeft beslist ziet de rechtbank niet in wat [Naam bedrijf2] in het geschil over deze beslissing met deze grond nog wenst te bereiken. Aan het verzoek om te bepalen dat het zich college bij eventuele toekomstige procedures aan de geldende termijnen zal moeten houden, kan de rechtbank in dit geschil niet tegemoetkomen. Het zal de gemachtigde van [Naam bedrijf2] bekend zijn, dat, indien een bestuursorgaan zich bij de afhandeling van een aanvraag niet aan de daarvoor geldende termijnen houdt, daartegen in die procedure op grond van de Awb (rechts-)middelen kunnen worden aangewend.
de relatie tussen de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften en de ruimtelijke ordeningis van belang dat voor vraagstukken in de ruimtelijke ordening, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, een ander afwegingskader geldt dan voor vraagstukken ten aanzien van het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Dat in het ter plaatse geldende bestemmingsplan is aangegeven dat sprake is van een hinderzone van 300 meter kan daarom bij de beoordeling van de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften geen rol spelen. Het college heeft bovendien terecht opgemerkt dat de hinderzone van 300 meter is gebaseerd op de VNG-brochure, waarin slechts richtafstanden zijn opgenomen. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu gaat het om de werkelijke milieubelasting. Het betoog van [Naam bedrijf2] faalt op dit punt.
geluid.
geur.
stuifgevoelige stoffen. De rechtbank constateert dat in afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit voorschriften zijn opgenomen ten aanzien van lucht en geur. Op grond van artikel 2.3a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit is deze afdeling ook van toepassing op degene die een inrichting type C drijft. Het college heeft toegelicht dat de voorschriften 9.3.1 tot en met 9.3.9 afkomstig zijn uit de Nederlandse emissie Richtlijn. Deze Richtlijn is vervallen per 1 januari 2016 en gedeeltelijk opgenomen in het Activiteitenbesluit. De voorschriften 9.3.1 tot en met 9.3.9 zijn echter uitgebreider dan de voorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit en meer op de situatie van de inrichting toegespitst. Gelet op deze toelichting van het college ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid deze voorschriften aan de omgevingsvergunning heeft kunnen verbinden. Het betoog van [Naam bedrijf2] faalt op dit punt.
het opslaan van stoffen in opslagtanks. In reactie op hetgeen eisers hebben aangevoerd heeft het college uiteengezet dat PGS 15 niet van toepassing is, omdat PSG 15 gaat over opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. PGS 30 gaat uit van een klasseindeling van PGS klasse 0 tot en met 4. PGS klasse 2 geldt voor vloeistoffen met een vlampunt tussen 23 en 55 graden. Aangezien azijnzuur 70% een chemische vloeistof is met een vlampunt 40 graden valt dit onder PGS klasse 2 en is daarom PSG 30 van toepassing. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Het betoog van TOP faalt dan ook.
Beslissing
- verklaart het beroep van eisers voor zover gericht tegen bestreden besluit II ongegrond;
- verklaart het beroep van [Naam bedrijf2] voor zover gericht tegen bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II, voor zover daarbij in de tabel bij voorschrift 6.1.6 voor de woning aan de Provincialeweg 31 is opgenomen dat het maximale geluidsniveau in de nachtperiode 40 dB(A) bedraagt;
- bepaalt dat de in voorschrift 6.1.6 van bestreden besluit II opgenomen tabel wordt vervangen door de volgende tabel:
- verklaart de beroepen van eisers en [Naam bedrijf2] voor zover gericht tegen bestreden besluit III gegrond;
- vernietigt bestreden besluit III;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van bestreden besluit II en het vernietigde bestreden besluit III;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 334,- aan eisers en van € 334,- aan [Naam bedrijf2] te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 990,- en van [Naam bedrijf2] tot een bedrag van € 990,-.