In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag precariobelasting die was opgelegd voor een reclamebord, een zogenaamde windmaster, dat voor haar onderneming op gemeentegrond stond. De aanslag, die betrekking had op het jaar 2015, bedroeg € 156,88 en was gebaseerd op een oppervlakte van 2 x 0,5 m². De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag bij de uitspraak op bezwaar van 1 juli 2016.
Tijdens de zitting op 9 februari 2017 in Breda werd de zaak behandeld. De rechtbank moest beoordelen of de aanslag tot het juiste bedrag was opgelegd en hoe de afmetingen van de windmaster door de gemeente waren vastgesteld. De rechtbank constateerde dat de windmaster een horizontale oppervlakte van 0,48 m² en een verticale oppervlakte van 0,72 m² had. De rechtbank oordeelde dat de precariobelasting in overeenstemming met de gemeentelijke verordening en tarieventabel was vastgesteld, en dat de grootste zijde van de windmaster een oppervlakte van 0,72 m² had.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gelastte dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 vergoedde. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de heffingsambtenaar had aangegeven het griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter C.A.F.M. Stassen, met griffier M.J. van Balkom aanwezig. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.