In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2016 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak werd behandeld op de zitting van 1 december 2016, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. I.H.C.M. van Dorst, presenteerde het bewijs, waaronder de aangifte van het slachtoffer en het onderzoek naar de telefoons van zowel het slachtoffer als de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit. De verdachte had op 17 november 2014 seksuele handelingen verricht met een minderjarige die zich beschikbaar stelde voor prostitutie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had moeten vergewissen van de leeftijd van het slachtoffer, maar dat hij niet opzettelijk naar een minderjarige had gezocht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één dag op, gecombineerd met een taakstraf van 180 uur, en vervangende hechtenis van 90 dagen. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte en de omstandigheden van de zaak, waaronder het onvoldoende optreden van de politie.