In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte op 19 december 2016 veroordeeld voor het plegen van ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 december 2016, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. I.H.C.M. van Dorst, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt en het onderzoek ter terechtzitting werd formeel gesloten op 5 december 2016. De tenlastelegging betrof het plegen van ontucht op of omstreeks 25 november 2014 te Vlissingen met een minderjarige, geboren in 1997, die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie werd ontvankelijk verklaard in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte van het slachtoffer, en het onderzoek naar de telefoon van het slachtoffer. De verdachte heeft erkend dat hij seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, die zich als prostituee had aangeboden.
De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de gevolgen van de daden van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden, een gevangenisstraf van één dag in combinatie met een taakstraf van 210 uur meer passend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 210 uur, met vervangende hechtenis van 105 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.