In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte op 19 december 2016 veroordeeld voor ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 december 2016, waarbij de officier van justitie, mr. I.H.C.M. van Dorst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte heeft op of omstreeks 22 november 2014 in Oost-Souburg ontucht gepleegd met een minderjarige, die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte van het slachtoffer, en het onderzoek naar de telefoon van het slachtoffer. De rechtbank erkende dat de verdachte twijfels had over de leeftijd van het slachtoffer, maar dat hij niet de nodige stappen had ondernomen om dit te verifiëren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één dag op, in combinatie met een taakstraf van 240 uur, en vervangende hechtenis van 120 dagen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van bescherming van minderjarigen, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn spijtbetuiging. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 22c, 22d, 63 en 248b van het Wetboek van Strafrecht.