In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte beschuldigd van ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 december 2016, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. I.H.C.M. van Dorst, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt, waarna het onderzoek ter terechtzitting op 5 december 2016 formeel werd gesloten. De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen die de verdachte op of omstreeks 1 december 2014 in Vlissingen zou hebben gepleegd met een slachtoffer dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling, maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie werd ontvankelijk verklaard in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte van het slachtoffer, en het onderzoek aan de telefoon van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer, en de omstandigheden waaronder de verdachte in contact kwam met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte de leeftijd van het slachtoffer had moeten controleren, hij aannemelijk had gedwaald over haar leeftijd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 240 uur, met vervangende hechtenis van 120 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 22c, 22d en 248b van het Wetboek van Strafrecht.