ECLI:NL:RBZWB:2016:8748

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2016
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
02/688061-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gebruik van diensten van als prostituee ingezette minderjarige

Op 19 december 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 december 2016, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontucht met een 17-jarig meisje, dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de leeftijd van het slachtoffer niet objectief was vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de verdachte gebruik had gemaakt van de diensten van een minderjarige, wat in strijd is met artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld, maar dat hij had moeten verifiëren of het slachtoffer meerderjarig was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één dag op, in combinatie met een taakstraf van 100 uur, en vervangende hechtenis van 50 dagen. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen uitbuiting in de prostitutie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/688061-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. C.M. Koole, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 december 2016, waarbij de officier van justitie mr. I.H.C.M. van Dorst en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt, waarna het onderzoek ter terechtzitting formeel is gesloten op 5 december 2016.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 november 2014 te Vlissingen
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1997
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een
derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de
leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit:
het zich laten aftrekken door die Van [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op het onderzoek naar de vermissing van het slachtoffer, het onderzoek van de telefoon van het slachtoffer, het onderzoek naar de daarop aangetroffen WhatsAppberichten alsook de bekennende verklaring van verdachte en het onderzoek van zijn telefoon.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit, omdat de leeftijd van het slachtoffer - een geobjectiveerde bestanddeel - niet met objectieve bewijsmiddelen wordt gestaafd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat een geboorteakte of kopie van een paspoort of iets dergelijks in het dossier ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 11 november 2014 werd naar aanleiding van een op [website] advertentie omstreeks 13.00 uur door leden van het Zeeuwse Prostitutie Controle Team (PCT) een afspraak gemaakt met de in de advertentie vermelde ‘ [naam 1] ’ op het adres [adres] te Middelburg. ‘ [naam 1] ’ meldde dat haar vriendin open zou doen en dat ook met die vriendin afgerekend diende te worden. Ter plaatse gaf ‘ [naam 1] ’ op te zijn [naam 1] , geboren op [geboortedag] 1995. Zij kon zich niet legitimeren, gaf een adres op waar zij eerder had gewoond, wist niet waar ze nu woonde en wist ook niet wie de advertentie had geplaatst. Een vrouw voerde het woord. Zij bleek te zijn de (latere) verdachte [medeverdachte] , die op dat moment woonachtig was op dat adres. Niet werd uitgesloten dat zij mogelijk misbruik maakte van ‘ [naam 1] ’. Om geen argwaan te wekken is de situatie zo gelaten met de intentie om de volgende dag contact op te nemen met ‘ [naam 1] ’. Na deze controle bleek noch ‘ [naam 1] ’, noch het door haar opgegeven adres voor te komen in enig politiesysteem. Er bleek geen contact meer met haar gelegd te kunnen worden.
Op 1 december 2014 werd naar aanleiding van voornoemde controle door de recherche Tilburg contact opgenomen met het Zeeuwse PCT in verband met de vermissing van de 17-jarige [slachtoffer] . Uit het onderzoek naar haar vermissing is het vermoeden naar voren gekomen dat drie verdachten [slachtoffer] hebben geronseld ten behoeve van de prostitutie, haar vervolgens in de prostitutie hebben gebracht en uitgebuit. [slachtoffer] werd op een foto herkend als zijnde het meisje dat op 11 november 2014 had opgegeven te zijn ‘ [naam 1] ’.
[slachtoffer] werd op 1 december 2014 omstreeks 23.30 uur door de politie in Vlissingen aangetroffen.
Redengevende feiten en omstandigheden
[slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] [1] , heeft op 7 september 2015 aangifte gedaan van mensenhandel. Zij heeft kort samengevat verklaard dat zij door twee mannen en een vrouw gedurende een periode van ruim drie weken is gedwongen seksuele handelingen te verrichten met klanten. Er zijn advertenties van haar geplaatst op verschillende sekssites onder de naam [naam 2] en later ook [naam 1] . Haar telefoonnummer was [telefoonnummer 1] . [2] De telefoon die door haar werd gebruikt om in contact te komen met klanten van seksadvertenties is in beslag genomen en onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat de telefoon over de periode van 14 november 2014 tot en met 25 november 2014 100 Whatsappberichten bevat van klanten die informatie vragen met betrekking tot seksuele handelingen en de prijs daarvan. In 18 Whatsappberichten worden in de periode van 14 tot en met 25 november 2014 afspraken gemaakt met klanten. [3] Er is een onderzoek ingesteld naar de bij de Whatsappberichten behorende 06-nummers en de gebruikers daarvan. [4] Op 24 november 2014 tussen 17.31 uur en 19.17 uur is er Whatsappcontact met het nummer [telefoonnummer 2] . De gebruiker van dit nummer noemt zichzelf [naam 3] . Er wordt een afspraak gemaakt voor een cardate in Vlissingen van een half uur die dag om 19.30 uur voor € 70,00. Het 06-nummer staat op naam van verdachte. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het nummer [telefoonnummer 2] zijn telefoonnummer is [6] . Hij heeft het slachtoffer opgehaald bij het ziekenhuis in Vlissingen en is met haar naar het Nollebos gereden [7] . Aldaar heeft zij hem in de auto afgetrokken [8] .
Bewijsoverweging
De leeftijd van de persoon die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling is in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht geobjectiveerd. Dit betekent dat opzet of schuld van de dader ten aanzien van die leeftijd niet behoeft te worden vastgesteld. De objectieve omstandigheid van de leeftijd moet echter wel worden bewezen. De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige dossier een geboorteakte en/of een kopie van een identiteitsbewijs van [slachtoffer] ontbreekt. De officier van justitie heeft na het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte een uitdraai van de GBA-bevraging betreffende [slachtoffer] , die wel in het hoofddossier zit, overgelegd aan de rechtbank en verdediging, welke op haar verzoek en met instemming van de verdediging aan het dossier is toegevoegd. De rechtbank is van oordeel dat de leeftijd van [slachtoffer] ten tijde van de bewezen verklaarde pleegperiode kan worden bewezen op basis van het zich in het dossier bevindende proces-verbaal van aangifte. Uit onder meer dat proces-verbaal blijkt de geboortedatum van [slachtoffer] , te weten [geboortedag] 1997. Het is een feit van algemene bekendheid dat een ieder die bij de politie aangifte komt doen van een strafbaar feit, zich dient te legitimeren. De rechtbank acht derhalve bewezen dat aangeefster ten tijde van het ten laste gelegde de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren had bereikt.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op de wijze als hierna onder 4.4 vermeld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks24 november 2014 te Vlissingen
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1997
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een
derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de
leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit:
het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij zij zich onder meer heeft gebaseerd op artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (verder Sr) en de Richtlijn van het Openbaar Ministerie met betrekking tot artikel 248b Sr. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 22b Sr blijkt dat de wetgever nadrukkelijk heeft bedoeld dat voor delicten als artikel 248b Sr uitsluitend gevangenisstraf moet worden opgelegd. Artikel 22b Sr kan alleen buiten toepassing worden gelaten als sprake is van door de wetgever niet verdisconteerde omstandigheden. In dit geval is daar sprake van. Ook in geval van artikel 22b, lid 3 Sr dient een substantiële gevangenisstraf te worden opgelegd. Het opleggen van één dag gevangenisstraf zoals bijvoorbeeld in de Valkenburgse zedenzaak is gedaan, is in strijd met de nadrukkelijke ratio van de wetgever. Verdachte valt, gelet op de bewezen handelingen, in categorie 1 van de Richtlijn. Uitgangspunt is een gevangenisstraf van 1 maand. In deze zaak gelden de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer alsook dat de seksuele handelingen op een bijzondere plaats, te weten in een auto, hebben plaatsgevonden als strafverzwarende omstandigheden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging bepleit aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het storten van een geldbedrag in bijvoorbeeld het Schadefonds Geweldsmisdrijven of Slachtofferhulp. Gelet op de door verdachte verrichte handelingen in vergelijking met de handelingen die andere klanten met haar hebben verricht en die voor haar bijzonder traumatisch moeten zijn geweest, is de verdediging van mening dat hiermee volstaan kan worden en dat de ernst niet noodzakelijkerwijs uitgedrukt hoeft te worden in een gevangenisstraf, al is het maar voor één dag, of een werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks met een minderjarige prostituee, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 248b Sr. Het betreffende meisje is slachtoffer geworden van mensenhandel door derden. In voornoemd artikel staat de bescherming van minderjarigen centraal. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Blootstelling aan prostitutie op jonge leeftijd heeft vaak grote gevolgen voor de minderjarige op langere termijn en gezien hun jeugdige leeftijd kan niet worden verwacht dat zij deze op dat moment kunnen overzien. Jeugdprostitutie is een ernstig zedendelict. Het slachtoffer heeft in een relatief korte periode tegen betaling seks gehad met een grote hoeveelheid mannen.
Het feit van artikel 248b Sr kan zich in vele varianten van feitelijke situaties voordoen. Verdachte heeft gebruik gemaakt van de diensten van een minderjarige prostituee. Hij is met haar in contact gekomen via een advertentie op de website [website] . In deze advertentie werd onder meer vermeld dat zij 22 of 23 jaar was. Verdachte heeft met haar een afspraak gemaakt voor een cardate en heeft zich door haar laten aftrekken. Er is geen sprake geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. Niet is gebleken dat verdachte op enige wijze de leeftijd van het slachtoffer heeft gecontroleerd. Door het handelen van verdachte is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en dit kan hem ook worden aangerekend. Vast is komen te staan dat het om een extra kwetsbaar meisje ging. Blijkens de door het slachtoffer afgelegde verklaringen heeft zij als gevolg van hetgeen haar is overkomen te kampen met ernstige psychische problematiek.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 4 november 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Over verdachte is op 9 juni 2016 een rapport opgemaakt door Reclassering Nederland. Hieruit en uit het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte hetgeen gebeurd is betreurt en dat hij zich schaamt. Hij ervaart sinds zijn aanhouding spanning en stress, hetgeen een negatieve invloed heeft gehad op zijn leven. Hij heeft vrijwillig contact gezocht met de reclassering en is doorverwezen naar Forensische Zorg Zeeland ( hierna FZZ). De reclassering schat de kans op herhaling laag in. Zij adviseert aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf en/of werkstraf op te leggen. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op een brief van 10 november 2016 betreffende de afsluiting van de behandeling van verdachte bij FZZ.
Ingevolge artikel 22b Sr mag in geval van veroordeling voor jeugdprostitutie geen taakstraf worden opgelegd, tenzij daarnaast ook een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Het uitgangspunt volgens de wetsgeschiedenis is een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf, hetgeen gelet op de ernst van het feit ook gerechtvaardigd is. Hierin zijn de persoonlijke omstandigheden van de verdachte al verdisconteerd. Slechts bij bijzondere omstandigheden waar de wetgever geen rekening mee heeft gehouden is afwijking van dit artikel mogelijk.
De rechtbank overweegt dat, hoewel voorop staat dat verdachte de leeftijd van de prostituee had moeten controleren en hij dit ten onrechte heeft nagelaten, zij het aannemelijk acht dat verdachte heeft gedwaald omtrent de leeftijd van het slachtoffer en dat hij er vanuit ging dat zij minimaal 18 jaar was, zoals ook vermeld stond in de advertentie op internet. Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat verdachte bewust op zoek is geweest naar een minderjarige prostituee. Er waren geen bijzondere situationele omstandigheden op grond waarvan hij gespitst had moeten zijn op de mogelijke minderjarigheid van het slachtoffer dan wel op misbruik van haar. Op basis van het uiterlijk van het slachtoffer was kennelijk ook niet zonder meer duidelijk dat zij nog geen 18 jaar was. Dit maakt de rechtbank op uit de omstandigheid dat de leden van het Zeeuwse Prostitutie Controle Team (PCT) die op 11 november 2014 naar aanleiding van een advertentie op de website [website] in persoon met ‘ [naam 1] ’, zijnde het slachtoffer [slachtoffer] , hebben gesproken niet direct hebben ingegrepen. Er was een vermoeden dat deze ‘ [naam 1] ’ misbruikt werd, maar uit het dossier blijkt niet dat er op dat moment ook een vermoeden bestond dat zij minderjarig was.
Zonder ook maar iets af te doen aan de ernst van het strafbare feit en de gevolgen voor het slachtoffer, is het verwijt dat deze verdachte kan worden gemaakt dan ook minder groot dan in het geval dat iemand welbewust op zoek is gegaan naar een minderjarige of wist respectievelijk gegronde reden had te vermoeden dat zij minderjarig was.
De rechtbank is overigens van oordeel dat het Zeeuwse PCT naar aanleiding van de bevindingen tijdens genoemde controle onvoldoende adequaat heeft opgetreden. Gelet op de omstandigheden waaronder het slachtoffer toen is aangetroffen (het zich niet kunnen legitimeren en het niet kunnen dan wel willen beantwoorden van eenvoudige vragen over haar huidige woonplaats en wie de advertentie had geplaatst, de afspraak dat niet aan haar maar aan een ander moest worden betaald, dat die ander ook het gesprek met de politie voerde terwijl dit een bekende was van de politie waardoor op dat moment door de politie niet werd uitgesloten dat zij misbruik maakte van het slachtoffer) had het op de weg van de politie gelegen om direct, en niet pas een dag later, het door het slachtoffer opgegeven adres te controleren en nader onderzoek te doen naar de relatie van het slachtoffer en degene die op dat moment bij haar was en kennelijk de regie voerde. Als dit wel was gebeurd, had de politie al direct op 11 november 2014 kunnen ingrijpen en was voorkomen dat het slachtoffer in de daaropvolgende periode tot en met 1 december 2014 was uitgebuit. Dit neemt echter niet weg dat verdachte zich wel degelijk van de leeftijd van het slachtoffer had moeten vergewissen. Dat hij dat niet heeft gedaan is een verantwoordelijkheid die niet wordt weggenomen door het nalaten van de politie op 11 november 2014.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf een te zware strafmodaliteit. Zij acht een taakstraf het meest passend. Op grond van artikel 22b Sr is het uitsluitend opleggen van deze strafmodaliteit voor dit strafbare feit niet mogelijk. De rechtbank laat het onvoldoende adequate optreden van de politie op 11 november 2014 wel in het voordeel van verdachte meewegen bij het bepalen van de strafmaat. Zij is daarop maar ook gelet op de omstandigheid dat verdachte niet op zoek is geweest naar een minderjarige prostituee van oordeel dat in dit geval geen substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte moet worden opgelegd. Ook met het oog op generale preventie is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur niet nodig. Immers, door onder meer de recente publiciteit rond de Valkenburgse zedenzaak en ook deze zaak, is wel duidelijk geworden dat voor klanten van prostituées een onderzoekplicht geldt naar de leeftijd van de prostituee. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen in combinatie met een taakstraf voor de duur van 100 uur. Zij ziet, mede gelet op de straffen in soortgelijke zaken, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 22c, 22d en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) dag;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Borm, voorzitter, mr. K.M. de Jager en
mr. G.H. Nomes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst en
mr. A.P.M. Philipsen, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , pagina 39 eerste en tweede alinea van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van verdenking, pagina 104 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verdenking, pagina 105 van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van verdenking, pagina 106, eerste alinea, en de Whatsappberichten, pagina 112 van voornoemd eindproces-verbaal.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 132, derde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 135, elfde en dertiende alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 136, negende alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.