ECLI:NL:RBZWB:2016:8714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
02-810665-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Hermans
  • mr. Hertsig
  • mr. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van uitbuiting van asielzoeker in de prostitutie

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van uitbuiting van een asielzoeker, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2016 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij de asielzoeker, aangeduid als [naam 1], had geworven en vervoerd met het oog op uitbuiting in de prostitutie. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het plaatsen van advertenties, het regelen van afspraken met klanten en het beheren van de inkomsten van [naam 1]. Tijdens de zitting op 7 juni 2016 heeft de officier van justitie betoogd dat [naam 1] zich in een kwetsbare positie bevond, omdat zij geen Nederlands sprak, afhankelijk was van anderen en in een asielzoekerscentrum verbleef. De verdediging daarentegen stelde dat [naam 1] een mondige zakenvrouw was en dat er geen sprake was van uitbuiting.

De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel [naam 1] een asielaanvraag had ingediend en in een kwetsbare positie leek te verkeren, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat zij geen andere keuze had dan te werken als prostituee. De rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van [naam 1] over haar situatie niet voldoende was om de beschuldigingen te onderbouwen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan uitbuiting.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Hermans als voorzitter, mr. Hertsig en mr. Brouwer, en is openbaar uitgesproken in de zitting op 21 juni 2016.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810665-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [geboortedag] 1989
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de PI Grave
raadsman mr. S. Weening, advocaat te Maastricht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 24 september 2015 tot en met
9 december 2015 te Gilze en/of Oud-Beijerland, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een ander, te weten, [naam 1] ,
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [naam 1] ,
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [naam 1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten
en/of
de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [naam 1] ,
en/of
(lid 1, onder 9°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [naam 1] heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)
- ( seks)advertenties op internet geplaatst en/of
- de prijzen en/of seksuele handelingen welke konden worden verlangd voor die [naam 1]
bepaald en/of
- ( seks)afspraken met klanten voor die [naam 1] gemaakt en/of
- die [naam 1] naar parkeerplaatsen gebracht en/of als escort bij klanten gebracht en/of
- een woning geregeld waar vanuit die [naam 1] haar werkzaamheden kon verrichten en/of
- het door [naam 1] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor
zijn eigen gebruik en/of
- de werktijden van die [naam 1] als prostituee bepaald en/of
- meerdere condooms verstrekt aan die [naam 1] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat [naam 1] geen Nederlands spreekt en moeizaam Engels spreekt, in een asielzoekerscentrum verbleef met geen zicht op een verblijfsstatus in Nederland en volstrekt afhankelijk was van anderen. Verdachte was haar enige toegang tot de buitenwereld en heeft haar volledig afhankelijk van zichzelf gemaakt. Gelet daarop heeft [naam 1] naar de mening van de officier van justitie niet in volle omvang kunnen bepalen wat zij deed en heeft verdachte eraan bijgedragen om [naam 1] in een kwetsbare positie te houden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft verzocht verdachte vrij te spreken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [naam 1] niet in een kwetsbare positie verkeerde maar een mondige zakenvrouw is en dat uit het dossier niet blijkt van enige beperking in de keuzevrijheid van [naam 1] door verdachte. Er was volgens de raadsman dan ook geen sprake van een uitbuitingssituatie.
De raadsman heeft daarbij tevens gewezen op de verklaring van verdachte ter zitting waaruit volgt dat de advertenties en prijzen in onderling overleg werden opgesteld en dat [naam 1] zelf haar werktijden bepaalde. Ook de winstverdeling tussen verdachte en [naam 1] duidt volgens de raadsman juist niet op enige vorm van uitbuiting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat ‘Julia’ die voorkomt in seksadvertenties op [website 1] en [website 2] feitelijk betreft [naam 1] , geboren op [geboortedag naam 1] 1964 te [geboorteplaats naam 1] (Rusland). En voorts dat verdachte haar heeft geholpen bij het opstellen van die advertenties, dat hij bemiddelde bij reacties op die advertenties, haar naar seksafspraken bracht en deelde in de opbrengst die zij daaruit verwierf.
Verder is komen vast te staan dat [naam 1] in de ten laste gelegde periode asiel had aangevraagd in Nederland, tijdelijk in een asielzoekerscentrum verbleef en de Nederlandse taal niet spreekt.
Aan verdachte wordt verweten dat hij misbruik zou hebben gemaakt van de kwetsbare positie waarin [naam 1] verkeerde en daarbij het oogmerk zou hebben gehad op uitbuiting van [naam 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat [naam 1] een asielaanvraag in Nederland heeft gedaan, weliswaar een aanwijzing is dat zij mogelijk in een kwetsbare positie verkeerde, maar op zichzelf onvoldoende is om vast te stellen dat er ook daadwerkelijk sprake was van een kwetsbare positie in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafvordering. Op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat hier sprake was van een situatie waarin [naam 1] geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze had dan te gaan werken in Nederland als prostituee. De politie heeft immers geen onderzoek gedaan naar haar persoonlijke omstandigheden en achtergrond. De enkele verklaring van [naam 1] dat zij niet terug wil naar (haar familie in) Rusland of Oekraïne is daartoe onvoldoende.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans, voorzitter, mr. Hertsig en mr. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2016.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.