ECLI:NL:RBZWB:2016:87

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
AWB 15_4994
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aanstelling in waargenomen functie; belang eiseres moet prevaleren

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. IJsendorn, en de korpschef van politie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juni 2015, waarin haar verzoek om bevordering of vaste aanstelling in de functie van informatiecoördinator werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de korpschef in beginsel gehouden is aan de afspraken in het transitieakkoord, maar dat deze in het geval van eiseres niet zonder meer gevolgd konden worden. Eiseres functioneerde uitstekend en er was geen sprake van verdringing van andere medewerkers, aangezien de functies binnen de Divisie Regionale Informatie Organisatie (DRIO) tijdelijk zijn en er geen functievolgers zijn. De rechtbank concludeerde dat het belang van eiseres, gezien de duur van haar waarneming, moest prevaleren boven dat van de korpschef. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de korpschef op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/4994 AW

uitspraak van 6 januari 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. F. IJsendorn,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juni 2015 (bestreden besluit) van de korpschef inzake de weigering haar te bevorderen dan wel vast aan te stellen in de waargenomen functie van informatiecoördinator.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 16 december 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.W.H. van den Berg en mr. M.A. van Dorst.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 17 januari 2012 is eiseres tijdelijk te werk gesteld als informatiecoördinator bij de Divisie Regionale Informatie Organisatie (DRIO). Bij een ander besluit van 17 januari 2012 is aan eiseres een waarnemingstoelage toegekend.
Bij brief van 24 maart 2014 heeft eiseres verzocht benoemd te worden in de door haar waargenomen functie van informatiecoördinator.
Bij besluit van 2 april 2014 (primair besluit) heeft de korpschef het verzoek van eiseres afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij bestreden besluit heeft de korpschef, in afwijking van het advies van de bezwaaradviescommissie, het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Eiseres heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat er geen redelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Er doet zich een bijzondere situatie voor die een bevordering rechtvaardigt. Eiseres wordt op basis van haar oude functie geplaatst in een LFNP-functie. Aan haar waarneming vanaf 1 februari 2012 kan zij geen rechten ontlenen. Eiseres vindt dit een onredelijk en onaanvaardbaar gevolg. Eiseres heeft bestreden dat de functies binnen de DRIO naar hun aard tijdelijk zijn. Er is geen sprake van verdringen van een originele functiehouder. Dat er sprake is van een reorganisatie betekent niet dat de werkgever een zwaarwegend belang heeft.
Subsidiair is eiseres van mening dat de nota Meeuwessen bestaand beleid dan wel een bestendige gedragslijn was binnen de korpsregio van eiseres.
3. In de aanstelling van eiseres is opgenomen dat zij is aangesteld voor de periode van 1 februari 2012 tot de totstandkoming van de Nationale politie. Hiermee is de einddatum objectief te bepalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een tijdelijke aanstelling. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat haar bij de aanstelling is meegedeeld dat ze zich geen zorgen hoefde te maken omdat er genoeg vacatures zijn. Dit is volgens eiseres de reden waarom zij akkoord is gegaan met de tijdelijke aanstelling. Voor zover dit inderdaad zo tegen eiseres is gezegd, verandert dit niets aan de status van de aanstelling. Deze blijft immers een aanstelling van tijdelijke aard.
De rechtbank merkt op dat de keuze voor het wel of niet benoemen in een tijdelijke waargenomen functie de uitoefening van de discretionaire bevoegdheden van de korpschef betreft, waarbij aan overwegingen van organisatorische aard, zoals een reorganisatie, grote betekenis gehecht mag worden. Daar staat tegenover dat ook de belangen van de medewerker gewogen zullen moeten worden.
De korpschef heeft in de onderhavige zaak ook daadwerkelijk een belangenafweging gemaakt. Daarbij heeft de korpschef erkend dat eiseres zwaarwegende belangen heeft. Desondanks heeft de korpschef geoordeeld dat zijn belang zwaarder weegt.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat het belang van de korpschef is gelegen in de reorganisatie. Volgens de korpschef moet voorkomen worden dat de plaatsingsprocedure doorkruist wordt. In het transitieakkoord van 22 februari 2011 zijn hierover afspraken opgenomen. Een van die afspraken is dat het, behoudens uitzonderingen, niet is toegestaan medewerkers te bevorderen naar functie met een hogere schaal.
De rechtbank is van oordeel dat de korpschef in beginsel gehouden is aan de afspraken zoals neergelegd in het transitieakkoord. In het geval van eiseres is de rechtbank echter van oordeel dat deze afspraken niet zondermeer gevolgd kunnen worden. De achterliggende gedachte bij die afspraken is immers gelegen in het voorkomen van verdringing van andere medewerkers. Deze verdringing kan echter slechts plaatsvinden als er sprake is van functies waarbij er sprake is van functievolgers. Zoals ter zitting is verklaard door eiseres en namens de korpschef is erkend is er voor de functies binnen het organisatieonderdeel DRIO een grote kans dat niet alle vacatures worden opgevuld. De DRIO is een nieuw opgezet organisatieonderdeel waarbij grotendeels sprake is van nieuwe functies die allemaal tijdelijk zijn bezet. Ter zitting is namens de korpschef verklaard dat bij de functie van informatiecoördinator binnen de DRIO geen sprake zal zijn van functievolgers. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake kan zijn van verdringing. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de korpschef hiermee rekening heeft gehouden in zijn belangenafweging.
Nu eiseres uitstekend functioneert in de door haar waargenomen functie, hetgeen tussen partijen niet in geding is, en er geen sprake is van verdringing is daarmee naar het oordeel van de rechtbank ook niet aannemelijk dat er rechten van anderen worden geschonden. Gelet op de duur van de waarneming is de rechtbank van oordeel dat het belang van eiseres moet prevaleren boven dat van de korpschef. Bij dit oordeel heeft de rechtbank tevens betrokken dat de reorganisatie, die de reden was voor de tijdelijke aanstelling van eiseres, nog niet is afgerond en inmiddels veel langer duurt dan destijds was voorzien.
4. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Gezien dit oordeel hoeven de overige gronden geen nadere bespreking meer.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres door de korpschef in een nieuwe beslissing op bezwaar met ingang van de datum van haar verzoek (24 maart 2014) moet worden benoemd in de functie van informatiecoördinator. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Namens de korpschef is immers ter zitting gesteld dat hij gehouden is eerst het plaatsingsproces af te wachten.
6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal de korpschef veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de korpschef op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 167,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. F.P.J. Schoonen, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.