ECLI:NL:RBZWB:2016:868
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet
Op 18 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een vrouw die niet meer woonachtig is in haar woning, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen het besluit van de burgemeester van Etten-Leur. Dit besluit, genomen op 4 februari 2016, hield in dat de woning van verzoekster voor de duur van drie maanden gesloten zou worden op grond van artikel 13b van de Opiumwet, vanwege eerdere overtredingen met betrekking tot hennepkweek. Tijdens de zitting op 11 februari 2016 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de burgemeester van zijn beleid afwijkt. Verzoekster heeft gesteld dat zij slachtoffer is van omstandigheden buiten haar schuld, waaronder de moord op haar kinderen en haar psychische toestand, en dat de sluiting van de woning haar verdere leed zou bezorgen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster sinds 22 januari 2016 niet meer in de woning woont en dat deze grotendeels leegstaat. Hierdoor is het belang bij schorsing van het besluit onvoldoende. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.