In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de erfgename van de heer [naam y], en de coöperatie Rabobank U.A. Eiseres vorderde schadevergoeding van de bank wegens vermeende fouten in de uitvoering van volmachten die aan haar kleindochter, [naam a], waren verleend. Eiseres stelde dat [naam a] in de periode van 26 juli 2007 tot en met 2012 onbevoegd verkoopopdrachten had gegeven voor de effectenrekening van [naam y]. De rechtbank oordeelde dat de Rabobank niet aansprakelijk was, omdat de volmacht op de effectenrekening niet geldig was en de rekeninghouder, [naam y], niet tijdig had gereageerd op de bankafschriften. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het onaanvaardbaar maakten dat Rabobank zich op de vervaltermijn beroept. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 6.745,00, en de vorderingen werden afgewezen.