ECLI:NL:RBZWB:2016:8310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
AWB 16_5253
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsvermogen bij Wajong-aanvraag na gedwongen opname

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door de duurzaamheid van het gebrek aan arbeidsvermogen van eiseres niet adequaat te beoordelen. Eiseres, die op 22 september 2016 achttien jaar werd, had eerder een aanvraag voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen ingediend, maar het UWV concludeerde dat zij momenteel geen arbeidsvermogen had, hoewel zij in de toekomst mogelijk wel zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank stelt vast dat er tussen de primaire beoordeling op 26 januari 2016 en de datum in geding een periode van acht maanden lag, waarin geen medische informatie beschikbaar was. De rechtbank oordeelt dat het UWV eiseres opnieuw had moeten oproepen voor een onderzoek om de situatie op de datum in geding te beoordelen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de relevante medische informatie van de behandelend artsen moet worden betrokken. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres en dient het griffierecht te worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/5253 WAJONG

uitspraak van 22 december 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], [woonplaats eiseres], eiseres,

wettelijk vertegenwoordigers: [naam familielid eiseres] en [naam wettelijk vertegenwoordiger],
gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Namens eiseres is beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juli 2016 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering haar in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 december 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar vader [naam familielid eiseres]. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres, geboren op 22 september 1998, heeft op 17 december 2015 een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd.
Bij besluit van 22 maart 2016 (primair besluit) heeft het UWV vastgesteld dat eiseres momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar dat de verwachting is dat zij dit in de toekomst wel kan ontwikkelen. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een Wajong-uitkering.
Namens eiseres is tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Eiseres voert in beroep aan dat er, anders dan het UWV stelt, wel degelijk sprake is van duurzame klachten. Schizofrenie is aanwezig in de familie en de klachten van eiseres duren al geruime tijd voort. Ter onderbouwing hiervan overlegt eiseres medische informatie van de GGD West-Brabant, GGZ Breburg en van GGZWNB. Volgens eiseres staat vast dat er sprake is van een psychotische stoornis NAO (niet anderszins omschreven) en dat er geen zicht is op herstel. Eiseres wijst er verder op dat door GGZWNB als specifiek behandeldoel is gesteld het vergroten van zelfinzicht in het ziektebesef, alsmede het verminderen van psychotische beleving. Derhalve is volgens eiseres, zelfs na het behalen van het gestelde behandeldoel, sprake van een duurzame situatie omdat behandeling louter gericht kan zijn op het verminderen dan wel reguleren van de psychotische situatie. Eiseres wijst er verder op dat deze problematiek reeds meer dan een jaar voortduurt zonder enig zicht op verbetering.
3. Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
In het tweede lid is bepaald dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte wordt in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
In het derde lid is bepaald dat de ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft alsnog jonggehandicapte wordt, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit).
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
4. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres momenteel geen arbeidsmogelijkheden heeft, maar dat zij deze in de toekomst wel kan ontwikkelen.
Aan dit in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft het UWV een rapportage van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts], een rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige], een rapportage van bezwaarverzekeringsarts [naam bezwaarverzekeringsarts] en een rapportage van bezwaararbeidsdeskundige [naam bezwaararbeidsdeskundige] ten grondslag gelegd.
5.1.
De verzekeringsarts rapporteert dat eiseres op dit moment opgenomen is en derhalve niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, maar dat het de vraag is in hoeverre sprake kan zijn van duurzaamheid wanneer er adequaat behandeld wordt met de bedoeling de situatie te verbeteren en men ook wellicht verwacht dat er verbetering zal optreden. Uit de verkregen medische informatie blijkt dat men prognostisch niet in staat is een uitspraak te doen, maar dat wel als behandeldoel is gesteld het doen verdwijnen van de psychotische symptomen waarmee de belastbaarheid van eiseres dus grotendeels zou kunnen verbeteren. De verzekeringsarts concludeert dat er nu weliswaar beperkingen zijn maar dat deze niet duurzaam zijn.
5.2.
De arbeidsdeskundige heeft, in navolging van de verzekeringsarts, gerapporteerd dat eiseres thans geen arbeidsvermogen heeft, dat zij dit wellicht nog wel zal ontwikkelen en wordt opgenomen in het landelijk doelgroepregister.
5.3.
De bezwaarverzekeringsarts heeft gerapporteerd dat zij geen aanleiding ziet de medische grondslag van het primaire besluit voor onjuist te houden. Daarbij heeft zij overwogen dat eiseres geen medische gegevens heeft overgelegd waaruit zou moeten blijken dat zij ernstiger is beperkt dan waarvan door de verzekeringsarts is uitgegaan. Eiseres wordt volledig arbeidsongeschikt beschouwd omdat zij is opgenomen. Wanneer na behandeling de psychotische verschijnselen zijn verminderd dan wel verdwenen, zal eiseres niet langer opgenomen hoeven te blijven en heeft zij mogelijkheden.
5.4.
De bezwaararbeidsdeskundige ziet geen aanleiding af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige.
6.1.
In geschil is of bij eiseres op de dag dat zij achttien jaar werd, te weten
22 september 2016, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen sprake was van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
6.2.
De rechtbank overweegt dat iemand op grond van het Schattingsbesluit arbeidsvermogen heeft als hij:
1. Een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. Basale werknemersvaardigheden heeft;
3. Ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en
4. Ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Er is slechts arbeidsvermogen als aan alle genoemde vereisten is voldaan. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat eerst indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
6.3.
Ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige was eiseres vanwege haar klachten opgenomen op een gesloten jeugdafdeling. Deze opname vond plaats van 9 november 2015 tot 29 april 2016. Niet in geschil is dat eiseres vanwege deze opname ten tijde van het onderzoek geen arbeidsvermogen had. Het UWV stelt echter dat zij dit in de toekomst nog wel kan ontwikkelen, hetgeen door eiseres wordt bestreden.
De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres aldus dat het UWV ten onrechte de duurzaamheid van het gebrek aan arbeidsvermogen niet heeft beoordeeld na beëindiging van haar opname en de daar gevolgde behandeling. Het UWV stelt dat geen sprake is van duurzaamheid zolang behandeling mogelijk is.
De rechtbank overweegt dat het onderzoek door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige heeft plaatsgevonden op 26 januari 2016. De verwachting dat eiseres in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen is met name gebaseerd op het aanvraagformulier, de medische informatie van GGZWNB van 22 juli 2015 en de door de verzekeringsarts opgevraagde medische informatie van GGZ Breburg van 26 februari 2016. Nu in bezwaar geen medische informatie is overgelegd of opgevraagd hebben de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige hun conclusie gebaseerd op dezelfde informatie, waaruit onder meer blijkt dat het doel van de behandeling is het doen verdwijnen van de psychotische symptomen en dat nog geen uitspraak kan worden gedaan over het uiteindelijke niveau van functioneren, hetgeen mede afhankelijk zal zijn van de cognitieve capaciteiten van eiseres.
De rechtbank stelt vast dat er geen medische informatie beschikbaar is van rond de datum in geding. Gelet op het feit dat de verzekeringsarts en de behandelaar bij GGZ-Breburg overeenstemmen ten aanzien van de prognose, namelijk dat deze onzeker is, had het volgens de rechtbank op de weg van het UWV gelegen om eiseres rond de datum in geding nogmaals op te roepen voor een onderzoek teneinde het resultaat van de gevolgde behandeling te beoordelen, almede de duurzaamheid van het gebrek aan arbeidsvermogen op die datum. Nu tussen de primaire beoordeling (26 januari 2016) en de datum in geding (22 september 2016) een periode van 8 maanden is gelegen, heeft naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval de beoordeling van de duurzaamheid op een te vroeg moment plaatsgevonden.
De rechtbank acht niet uitgesloten dat de situatie van eiseres op de datum in geding verbeterd is maar dat sluit ook niet uit dat, ondanks deze verbetering, er nog steeds sprake is van een duurzaam gebrek aan arbeidsvermogen. De rechtbank heeft hierbij de door eiseres in beroep overgelegde medische informatie van mei 2016 en juli 2016 betrokken waaruit blijkt dat sprake zou kunnen zijn van een schizofrene ontwikkeling.
Het bestreden besluit is dan ook naar het oordeel van de rechtbank in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het UWV zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen en daarbij informatie van de behandelend artsen van rond de datum in geding moeten betrekken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden omdat het voor herstel van het gebrek/de gebreken benodigde onderzoek naar het zich laat aanzien lang zal duren en te onzeker is wanneer dat kan worden afgerond.
6. Het verzoek om schadevergoeding komt nu niet voor toewijzing in aanmerking. Pas als het UWV een nieuw besluit heeft genomen, kan namelijk worden beoordeeld of eiseres recht heeft op schadevergoeding.
7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
8. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, en mr. W. Toekoen en
mr. C.E.M. Marsé, leden, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.