Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
[kantoor gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), en namens de inspecteur, [inspecteurs] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 10 juni 2016 aan partijen is verzonden.
2.Feiten
“(…) Deze machtiging geldt in het bijzonder voor de bezwaar- en beroepschriftprocedures naar aanleiding van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001, 2002 en 2003.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
“totdat er een uitspraak is gedaan in de beroepsprocedure”over de jaren 2001, 2002 en 2003. Belanghebbende staat een letterlijke uitleg van dit verzoek voor en stelt dat de aanslag had moeten worden opgelegd op de dag dat de uitspraken in de genoemde procedures zijn gedaan. Als de inspecteur heeft bedoeld om de mogelijkheid te krijgen om de aanslag op te leggen binnen een redelijke termijn na de uitspraken dan had hij dat zo moeten opschrijven, aldus belanghebbende. De inspecteur stelt dat hij, nadat de uitspraken zijn gedaan, een redelijke termijn had om de aanslag op te leggen.
“een uitspraak is gedaan in de beroepsprocedure”niet is gedoeld op een eventueel arrest van de Hoge Raad na de procedure voor het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, maar op de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in de bedoelde beroepsprocedures. De rechtbank volgt partijen hierin, nu deze uitleg ook steun in de handelwijze van partijen vindt (te weten dat de inspecteur ná die uitspraak tot afhandeling van de aanslag is overgegaan en niet het arrest van de Hoge Raad heeft afgewacht).
hoogtevan de waarde (en daarmee van de winst) rekening gehouden kan worden met de omstandigheid dat het hier gaat om een aandeel in een onverdeelde boedel (zie 4.11 hierna).
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2004 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 385.000;
- vermindert de bijbehorende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.468;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) tot vergoeding van de immateriële schade die belanghebbende heeft geleden tot een bedrag van € 545;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de immateriële schade die belanghebbende heeft geleden tot een bedrag van € 2.455
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: