In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil over een verzoek om planschadevergoeding. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, dat haar verzoek om planschadevergoeding had afgewezen. De rechtbank had eerder, op 22 mei 2015, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit gebreken vertoonde. Het college kreeg de kans om deze gebreken te herstellen. Na het indienen van een aanvullende motivering door het college, heeft de rechtbank geoordeeld dat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak het zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek had hersteld. De rechtbank oordeelde dat de adviezen van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) voldoende onderbouwd waren en dat de door eiseres geclaimde inkomensschade niet kon worden vergoed omdat er geen sprake was van een aangevangen exploitatie. Echter, de rechtbank heeft uiteindelijk het beroep gegrond verklaard en zelf in de zaak voorzien door eiseres een planschadevergoeding van € 28.000 toe te kennen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.