In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2016 uitspraak gedaan over de tijdelijke schorsing van het ouderlijk gezag van de ouders van een minderjarige, geboren op 17 maart 2008, in verband met een noodzakelijke medische behandeling. De ouders, die Jehova's Getuigen zijn, weigeren toestemming te geven voor een bloedtransfusie die mogelijk nodig is tijdens of na een hartoperatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een gedeeltelijke schorsing van het gezag, omdat de gezondheid van de minderjarige ernstig in gevaar kan komen zonder deze behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, hoewel zij zorgzame ouders zijn, vanuit hun geloofsovertuiging niet kunnen instemmen met de bloedtransfusie. De kinderrechter heeft overwogen dat de weigering van de ouders om toestemming te geven voor de bloedtransfusie, in combinatie met de medische noodzaak, een schorsing van het gezag rechtvaardigt. De rechtbank heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige voor de dagen van de operatie, zodat de noodzakelijke toestemming voor de bloedtransfusie kan worden gegeven. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige en de noodzaak om zijn leven te beschermen.