In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot eenhoofdig gezag en stiefouderadoptie. De man en de stiefmoeder, beiden wonende te Etten-Leur, hebben verzocht om het eenhoofdig gezag over de minderjarige [naam minderjarige] aan de man toe te kennen, en om de stiefouderadoptie door de stiefmoeder uit te spreken. De vrouw, de moeder van de minderjarige, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw sinds 27 september 2013 gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige, maar dat de situatie is gewijzigd sinds de minderjarige op 9 oktober 2014 bij de man is komen wonen na een crisissituatie bij de vrouw. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw niet betrokken is bij het leven van de minderjarige en dat het in het belang van de minderjarige is dat de man alleen met het gezag wordt belast. Het verzoek tot stiefouderadoptie is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de minderjarige nog steeds een relatie met zijn moeder moet kunnen behouden. Het verzoek tot gezamenlijk gezag is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de man niet gedurende de vereiste periode alleen met het gezag belast is geweest. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.