ECLI:NL:RBZWB:2016:7785
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot instelling van meerderjarigenbewind op basis van onvoldoende geestelijke toestand en taalbeheersing
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2016 een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind afgewezen. Het verzoek was ingediend door of namens een rechthebbende die, als gevolg van een beperkte beheersing van de Nederlandse taal en financiële problemen, niet in staat zou zijn om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De kantonrechter heeft tijdens de zitting op 21 november 2016 benadrukt dat een beschermingsbewind alleen kan worden ingesteld wanneer aan de wettelijke gronden, zoals vermeld in artikel 1:431, lid 1, BW, is voldaan.
De rechthebbende had aangegeven dat hij slechts beperkt Nederlands en Engels sprak en dat hij schulden had van ongeveer € 1.600. Ondanks begeleiding van Vluchtelingenwerk had hij veel stress ervaren door zijn financiële situatie. De kantonrechter oordeelde echter dat het niet goed beheersen van de Nederlandse taal en de daaruit voortvloeiende problemen niet kwalificeerden als een geestelijke toestand die de instelling van een bewind rechtvaardigde. Ook de aanwezige schulden werden niet als problematisch beschouwd volgens de wet.
De kantonrechter concludeerde dat het verzoek tot instelling van een beschermingsbewind niet kon worden toegewezen, omdat de wettelijke gronden niet aanwezig waren. Hij merkte op dat er veel mensen in Nederland zijn die de taal niet goed beheersen en dat de wetgever niet de bedoeling heeft gehad om deze groep onder beschermingsbewind te plaatsen. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd op 1 december 2016 openbaar uitgesproken door de kantonrechter.