Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is een burger van één van de lidstaten van de Europese Unie (EU). Zij ontving tot 1 oktober 2015 studiefinanciering als migrerend werknemer. Zij zou freelance werkzaamheden verrichten voor [naam bedrijf] . In het laatste toekenningsbesluit staat dat de studiefinanciering kan worden verlengd als eiseres aan het einde van deze periode kan aantonen dat zij gemiddeld 56 uur per maand heeft gewerkt.
Eiseres heeft op 1 november 2015 stukken ingestuurd om aan te tonen dat zij gemiddeld 56 uur per maand heeft gewerkt. DUO heeft deze brief aangemerkt als een aanvraag om de duur van de studiefinanciering te verlengen vanaf 1 oktober 2015.
Bij besluit van 11 december 2015 (primair besluit) heeft DUO aan eiseres meegedeeld dat zij per 1 oktober 2015 geen recht heeft op studiefinanciering.
Bij het bestreden besluit heeft DUO de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. DUO stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Als de freelancer niet werkt voor een in Nederland wonende opdrachtgever of een in Nederland gevestigd bedrijf, dan moet de studerende aantonen dat hij loonbelasting in Nederland betaalt en sociale premies afdraagt, en dat de werkzaamheden een binding hebben met Nederland. Uit de door eiseres overgelegde bewijsstukken en uit nadere controle is niet gebleken dat eiseres in Nederland belasting betaalt en sociale premies afdraagt. Het feit dat aan eiseres voorheen (wel) studiefinanciering is toegekend, doet hieraan niet af. Eiseres kan dan ook niet als migrerend werknemer wordt aangemerkt. Zij voldoet daarmee niet aan de voorwaarden en komt vanaf 1 oktober 2015 niet in aanmerking voor studiefinanciering. De aard en omstandigheden van haar individuele situatie leiden niet tot een andere beslissing.
3. Eiseres voert in beroep, samengevat, het volgende aan. Zij is werkzaam als freelancer voor het internationale bedrijf [naam bedrijf] . Dit bedrijf is ook in Nederland actief. Eiseres voldoet aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als migrerend werknemer. Tot slot doet zij een beroep op het vertrouwensbeginsel.
4. Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
Ter uitvoering van deze bepaling heeft de minister de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap (Beleidsregel) vastgesteld. Deze beleidsregel is op 1 januari 2014 in werking getreden.
5. In de Beleidsregel staat onder meer het volgende vermeld:
“Studerenden met een nationaliteit van één van de lidstaten van de Europese Unie of zij die daarmee gelijkgesteld zijn, kunnen net als Nederlandse studerenden in aanmerking komen voor volledige studiefinanciering, indien zij of hun ouders aangemerkt worden als migrerend werknemer”.
Het begrip ‘migrerend werknemer’ is niet vastomlijnd. Het Europese Hof van Justitie heeft een ruim kader geschetst, waarbinnen de toetsing van het feit of een persoon als een migrerend werknemer moet worden beschouwd, zich dient te bewegen. Het kernelement van deze toetsing is het nagaan of een werknemer ‘reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat’. […]
DUO controleert achteraf of de studerende de studiefinancieringsperiode ook daadwerkelijk als migrerend werknemer kon worden beschouwd en of de studiefinanciering aldus rechtmatig is toegekend. Hiertoe dienen studerenden het aantal uren dat zij over het te controleren studiefinancieringstijdvak hebben gewerkt aan te tonen door middel van salarisstrookjes en een ingevulde werkgeversverklaring.
DUO gaat ervan uit dat iedere studerende die over de controleperiode gemiddeld 56 uur of meer per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. […] Indien de studerende niet voldoet aan bovengenoemd criterium kan DUO nader onderzoek doen naar de individuele omstandigheden van het geval. […]”
6. Ter zitting heeft DUO verklaard dat de Beleidsregel analoog wordt toegepast op migrerende zelfstandigen, zoals freelancers.
7. DUO stelt dat eiseres niet als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. DUO komt tot die conclusie op de grond dat eiseres geen belasting betaalt in Nederland en geen sociale premies afdraagt.
8. De rechtbank stelt vast dat een migrerend werknemer (achteraf) salarisstrookjes en een ingevulde werkgeversverklaring dient te overleggen, om aan te tonen hoeveel uren hij over het afgelopen studiefinancieringstijdvak heeft gewerkt. Dit staat in de Beleidsregel. Voor een migrerend zelfstandige (freelancer) is dit niet nader uitgewerkt. Als de Beleidsregel voor een migrerend zelfstandige (freelancer) analoog wordt toegepast, dan dient deze ook gegevens over te leggen waaruit blijkt hoeveel uren hij in het afgelopen studiefinancieringstijdvak heeft gewerkt. Een dergelijk beleid of vaste gedragsregel is op zichzelf genomen niet onjuist of kennelijk onredelijk te achten. Eiseres heeft ook niet aangevoerd dat dat zo zou zijn.
Uit het dossier komt naar voren dat eiseres over voorgaande jaren (2012 tot 2015) facturen en bankafschriften diende te overleggen. De rechtbank acht deze gegevens in dit geval op zichzelf voldoende om daarmee – als migrerend zelfstandige – het aantal gewerkte uren aan te tonen. Dit wordt bevestigd door het feit dat DUO op basis van die gegevens aan eiseres over genoemde jaren studiefinanciering heeft toegekend. Eiseres is dus eerder op basis van (alleen) facturen en bankafschriften aangemerkt als migrerend werknemer/zelfstandige.
Noch in het in bezwaar bestreden primaire besluit, noch uit het besluit op bezwaar blijkt waarom DUO nu aanvullende voorwaarden aan eiseres heeft gesteld (het betalen van belasting en het afdragen van sociale premies).
9. DUO heeft pas in beroep en dan ook nog pas ter zitting het standpunt ingenomen dat getwijfeld wordt of eiseres überhaupt werkzaamheden heeft verricht voor [naam bedrijf] . DUO heeft ter zitting gesteld dat de bedrijfsvoering van het bedrijf [naam bedrijf] in handen van de vader van eiseres is. Het vermoeden bestaat dan ook dat er sprake is van een constructie waarbij eiseres een factuur indient en haar vader geld overmaakt, zonder dat eiseres daadwerkelijk werkzaamheden verricht voor haar vaders bedrijf.
10. DUO heeft dit standpunt niet eerder naar voren gebracht en ook niet expliciet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. DUO heeft ter zitting aangevoerd dat eiseres ook geen andere dan de gevraagde concrete bewijsstukken heeft overgelegd om aan te tonen dat zij feitelijk werkzaamheden heeft verricht voor het bedrijf van haar vader. Daarover overweegt de rechtbank dat DUO daar ook niet om gevraagd heeft; DUO heeft eiseres slechts gevraagd naar bewijzen van (loon-)belastingaangiftes of BTW-aangiftes en eiseres heeft die niet overgelegd omdat ze stelt die stukken niet te kunnen overleggen omdat ze zowel voor de loonbelasting als voor de omzetbelasting niet belastingplichtig is. Nu DUO eiseres niet in de gelegenheid heeft gesteld om ander aanvullend bewijs te leveren van haar stelling dat ze freelance werkzaamheden verrichtte, kan het niet overleggen van dergelijke bewijsstukken dan ook niet aan eiseres worden tegengeworpen.
11. Dit brengt de rechtbank tot het volgende oordeel. Eiseres heeft over de periode van 1 oktober 2015 tot 1 maart 2016 facturen en bankafschriften overgelegd. Dit zijn dezelfde (soort) stukken als die zij in voorgaande jaren heeft aangeleverd en die door DUO steeds als voldoende onderbouwing werden aanvaard. Dat eiseres geen (omzet)belasting heeft betaald, is – gelet op het voorgaande – niet zonder meer relevant te noemen. Bovendien heeft eiseres op meerdere momenten in de procedure aangegeven dat zij geen aangifte omzetbelasting hoeft te doen omdat zij een te lage omzet genereerde. DUO is in het geheel niet op deze grond ingegaan.
Het bestreden besluit berust daarom niet op een deugdelijke motivering en is – in het licht van wat DUO ter zitting heeft aangevoerd – onzorgvuldig voorbereid. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
12. De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of DUO middels een bestuurlijke lus in de gelegenheid moet worden gesteld om de geconstateerde gebreken te herstellen. Eiseres heeft onbetwist gesteld dat de aan DUO toegezonden stukken, waarmee zij onderbouwt dat zij gemiddeld meer dan 56 uur heeft gewerkt, door DUO in de voorgaande perioden van studiefinanciering steeds werden geaccepteerd. Bovendien heeft DUO pas ter zitting zijn vermoedens ten aanzien van het bestaan van de in overweging 9 genoemde constructie kenbaar gemaakt. Voorts heeft DUO gedurende de gehele procedure geen aanleiding gezien eiseres nadere vragen te stellen naar de feitelijke werkzaamheden van eiseres of daarnaar op andere wijze onderzoek gedaan. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank op dit late moment in de procedure geen aanleiding om DUO nogmaals in de gelegenheid te stellen een en ander nader te onderzoeken.
Om het geschil finaal te beslechten zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien, in die zin dat eiseres in de periode van 1 oktober 2015 tot 1 maart 2016 moet worden aangemerkt als migrerend werknemer en dat aan haar over die periode studiefinanciering moet worden toegekend op dezelfde voet als aan haar studiefinanciering werd toegekend over de periode daarvoor.
13. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
14. De rechtbank zal DUO veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 496,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496, en wegingsfactor 1).