ECLI:NL:RBZWB:2016:7389

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
AWB 16_2677
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een indicatie banenafspraak en de beoordeling van arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2016, werd het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een indicatie banenafspraak toe te kennen, ongegrond verklaard. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M.A.J. Timmermans-Roelands, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 maart 2016, waarin het UWV stelde dat zij in staat was het wettelijk minimumloon te verdienen. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische gegevens die eiseres inbracht, geen aanleiding gaven om de eerdere conclusies te herzien. Eiseres had aangevoerd dat zij door haar fysieke beperkingen niet in staat was om 8 uur per dag te werken en dat zij niet in staat was een drempelfunctie te verrichten. De rechtbank concludeerde echter dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat was om de drempelfunctie van productiemedewerker B te vervullen, wat fysiek licht werk inhoudt met de mogelijkheid om regelmatig van houding te wisselen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres het wettelijk minimumloon kon verdienen en dat zij daarom niet in aanmerking kwam voor de indicatie banenafspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/2677 PW

uitspraak van 21 november 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.A.J. Timmermans-Roelands,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 maart 2016 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering haar een indicatie banenafspraak toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 17 oktober 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet. Op 3 november 2015 heeft de gemeente Halderberge voor eiseres verzocht om een indicatie banenafspraak. In dat verband is verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek verricht door het UWV.
Bij besluit van 24 december 2015 (het primaire besluit) heeft het UWV een indicatie banenafspraak geweigerd omdat eiseres in staat is het minimumloon te verdienen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Eiseres voert in beroep aan dat zij door het UWV ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om in de bezwaarprocedure medische gegevens van haar behandelaars te overleggen, zodat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiseres overlegt daarom bij het beroepschrift de door haar verzamelde medische gegevens, te weten informatie van [naam orthopedisch chirurg] , orthopedisch chirurg en [naam neuroloog] , neuroloog. Eiseres stelt dat zij vanwege haar fysieke mogelijkheden niet in staat is 8 uur per dag te werken. Eiseres stelt voorts dat zij niet in staat is een drempelfunctie te verrichten, gelet op haar beperkingen die naar verwachting nog minimaal 6 maanden bestaan.
3. Per 1 mei 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking getreden. Ten gevolge hiervan is de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) gewijzigd.
In 38b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wfsv – zoals dat luidt ten tijde hier van belang en voor zover hier relevant – is bepaald dat onder een arbeidsbeperkte wordt verstaan de persoon die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door verweerder is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
In het derde lid is bepaald dat met betrekking tot de beoordeling door het UWV of een persoon een arbeidsbeperkte is als bedoeld in het tweede lid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld.
In artikel 38d, negende lid, aanhef en onder c van de Wfsv is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld, in ieder geval met betrekking tot de vaststelling, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a, ten eerste, ten behoeve van de opname van personen in de registratie, bedoeld in het eerste lid.
In artikel 3.5, eerste lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat het UWV op verzoek van het college van burgemeester en wethouders een beoordeling verricht of een persoon, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a, van de van de Wfsv, in staat is het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet te verdienen.
In het derde lid is bepaald dat in het kader van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, door het UWV het arbeidsvermogen van de betrokken persoon wordt beoordeeld.
In het vierde lid is bepaald dat het arbeidsvermogen, bedoeld in het derde lid, wordt getoetst aan de methodiek van drempelfuncties die het UWV hanteert bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
In het vijfde lid is bepaald dat onder een drempelfunctie als bedoeld in het vierde lid wordt verstaan een bestaande functie op de Nederlandse arbeidsmarkt die de ondergrens van de verdiencapaciteit markeert, met een minimale belasting waardoor deze geschikt is voor mensen met beperkingen.
In het zesde lid is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon geen drempelfunctie of voor een deel één drempelfunctie kan uitvoeren, de persoon niet geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen met dien verstande dat de beperkingen of belemmeringen die een persoon ondervindt naar verwachting nog ten minste voor 6 maanden na de beoordeling zullen bestaan.
In het zevende lid is bepaald dat, indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon één drempelfunctie kan uitvoeren of één drempelfunctie kan uitvoeren met behulp van aanpassingen of begeleiding, de persoon geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres beperkingen heeft en dat deze nog minimaal zes maanden zullen duren. In geschil is de vraag of eiseres in staat is een zogenoemde drempelfunctie te verrichten waarmee zij het wettelijk minimumloon kan verdienen.
5.1.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is verricht door een verzekeringsarts en een bezwaarverzekeringsarts van het UWV.
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. Hij heeft gerapporteerd dat eiseres bekend is met rugklachten die nopen tot een wisselen van houding en verminderde belasting, maar wel zeker tot activiteit temeer daar geen grove pathologie bij onderzoek wordt gevonden. Daarmee heeft eiseres arbeidsvermogen en gelden er als gevolg van stoornissen in functies beperkingen in activiteiten waar het de belasting van de lage rug betreft. Eiseres is beperkt ten aanzien van de lage rug en daarmee het langdurig staan en lopen, tillen, buigen en dragen. De verwachting is dat de medische situatie op lange termijn wel kan verbeteren.
5.2.
De bezwaarverzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting. Tevens heeft zij informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Zij heeft in haar rapportage verwezen naar de rapportage van de primaire arts, die beperkingen op fysiek gebied rapporteerde. De bezwaarverzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de nadere medische informatie geen aanleiding geeft tot herziening van de medische grondslag van het primaire besluit.
5.3.
De rechtbank acht het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts voldoende zorgvuldig. De in de beroepsgronden omschreven klachten en beperkingen waren bij de bezwaarverzekeringsarts bekend en zijn bij de beoordeling betrokken, blijkt uit de rapportage. Ter zitting heeft eiseres erkend dat de bezwaarverzekeringsarts beschikte over medische informatie. Niet van belang is of deze informatie door eiseres is overgelegd of door de bezwaarverzekeringsarts is opgevraagd. De bezwaarverzekeringsarts heeft de door haar opgevraagde informatie bij haar conclusie betrokken.
De medische informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd was bekend en geeft geen reden zwaardere beperkingen op te leggen. Uit deze informatie blijkt dat bij eiseres sprake is van geringe slijtage aan de rug en een hernia, maar dat deze niet drukt op een zenuw. Voorts geven de behandelend artsen aan dat er geen indicatie bestaat voor een operatie. Er zijn geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat eiseres ernstiger beperkt is dan door de bezwaarverzekeringsarts is vastgesteld.
6.1
Het arbeidskundig onderzoek is verricht door een arbeidsdeskundige en een bezwaararbeidsdeskundige van het UWV.
De arbeidsdeskundige heeft onderzocht of eiseres in staat is tot het verrichten van tenminste een drempelfunctie. De arbeidsdeskundige heeft de analyse van het arbeidsvermogen met de verzekeringsarts besproken. Daarbij zijn de beperkingen van eiseres nader omschreven als volgt. Eiseres is beperkt ten aanzien van langdurig achtereen staan en lopen (beiden een half uur achtereen en totaal 4 uur per werkdag). Incidentele overschrijdingen zijn toegestaan. Verder is eiseres beperkt ten aanzien van zitten (een uur achtereen en totaal 8 uur per werkdag), bukken en buigen van de romp, tillen en dragen (tot 10 kg) en langdurig boven schouderhoogte werken. Eiseres is kort gezegd aangewezen op fysiek niet te zwaar werk met enige afwisseling. De arbeidsdeskundige heeft de beperkingen vergeleken met de belasting in de drempelfunctie productiemedewerker B (Sbc-code 11180). Zij vindt deze functie geschikt omdat het fysiek licht werk betreft met enige afwisseling in zitten, staan en lopen, waardoor de belastbaarheid niet wordt overschreden.
6.2.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft na eigen onderzoek geconcludeerd dat er geen aanleiding is om anders te concluderen. De drempelfunctie betreft licht werk, waarbij eiseres de mogelijkheid heeft om regelmatig van houding te wisselen.
6.3.
Eiseres heeft er ter zitting op gewezen dat uit de functiebeschrijving blijkt dat aan een werktafel wordt gewerkt, dat lopen slechts vier keer per uur voorkomt en staan niet dagelijks. Volgens eiseres biedt deze functie onvoldoende afwisseling. De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. Uit de functiebeschrijving blijkt van voldoende afwisseling in zitten, staan en lopen. Zitten komt dagelijks voor gedurende 15 minuten en afhankelijk van het type printplaat variërend tot maximaal 60 minuten. Deze belasting overschrijdt niet de voor eiseres vastgestelde belastbaarheid. Verder blijkt dat zitten kan worden afgewisseld met staan en lopen en komt geen gedwongen zitten voor. De rechtbank acht de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundige dat eiseres de drempelfunctie productiemedewerker kan vervullen voldoende gemotiveerd.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie dat eiseres in staat is ten minste een drempelfuncties uit te voeren, zodat zij het wettelijk minimumloon kan verdienen.
Nu het UWV eiseres in staat heeft geacht het wettelijk minimumloon te verdienen is eiseres terecht niet in aanmerking gebracht voor de indicatie banenafspraak
7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, voorzitter, en mr. D. van Kralingen en mr. D.H. Hamburger, leden, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.