ECLI:NL:RBZWB:2016:7355

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
02/700068-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tegen personen met een publieke taak in Renesse

Op 21 november 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld tegen personen met een publieke taak. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 12 april 2015 in Renesse, waar de verdachte deel uitmaakte van een grote groep Duitse jongeren die geweld pleegde tegen politieagenten en beveiligers. De rechtbank behandelde de zaak op 7 november 2016, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw wel. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, presenteerde de aanklacht en de verdediging betwistte de beschuldigingen, met argumenten over de herkenning van de verdachte door de verbalisanten.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door verschillende verbalisanten betrouwbaar was, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van persoonsverwisseling. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen meerdere personen, waaronder politieambtenaren en beveiligers.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, rekening houdend met de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder politieagenten die slachtoffer waren van het geweld. De rechtbank oordeelde dat de schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit en dat de verdachte aansprakelijk was voor deze schade. De uitspraak benadrukte de ernst van openlijk geweld tegen personen met een publieke taak en de verantwoordelijkheid van de verdachte in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700068-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [datum en plaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. A. van Vliet, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 november 2016. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie
mr. R.C.P. Rammeloo en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 12 april 2015 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Hogezoom en/of Jan van
Renesseweg, in elk geval op of aan een openbare weg en/of een voor het publiek
toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten:
- [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of
- politieambtenaren [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of een of meer andere
politieambtenaren en/of
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of een of meer andere
beveiligers,
welk geweld bestond uit het (al dan niet met (een) bierpul(len) en/of een
fiets en/of een of meer andere harde voorwerpen) slaan en/of gooien en/of
stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen en/of trekken en/of schelden
en/of schreeuwen en/of (als groep) agressief opdringen van/aan/tegen/naar
voornoemd(e) perso(o)n(en).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde feit en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en voert daartoe het volgende aan. Verdachte heeft verklaard geen deel uit te hebben gemaakt van de groep Duitsers die in het centrum van Renesse geweldshandelingen hebben verricht. De verdediging hecht veel waarde aan de verklaringen van verdachte, omdat hij kort na zijn aanhouding uitvoerig en consistent heeft verklaard. Bovendien worden de verklaringen van verdachte niet uitgesloten door de inhoud van het dossier.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de herkenning van verbalisant [slachtoffer 3] niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Uit het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen volgt dat degene die hem in het gezicht sloeg een lichtgrijze trui droeg met een witte veter erin, terwijl verdachte blijkens het dossier een zwarte jas aanhad en ook daaronder geen lichtgrijze trui met een witte veter droeg. Daarbij in aanmerking genomen dat de aangehouden medeverdachten 13, 57 en 16 op verdachte lijken, is het zeer wel mogelijk dat sprake is van een persoonsverwisseling. De verklaring van verbalisant [slachtoffer 3] dient niet in de bewijsconstructie te worden betrokken. Het dossier biedt onvoldoende basis voor de overtuiging dat verdachte een wezenlijke bijdrage aan de geweldshandelingen heeft verricht dan wel dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer van de medeverdachten.
Meer subsidiair heeft te gelden dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte, met uitzondering van de geweldshandeling ten aanzien van verbalisant [slachtoffer 3] , opzet heeft gehad op het tenlastegelegde openlijk geweld ten aanzien van de overige personen in de tenlastelegging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 11 op 12 april 2015 waren aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en enkele andere verbalisanten belast met de horecadienst in Renesse. [1] Zij werden die avond bijgestaan door het SUS-team, bestaande uit onder meer [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] . Aan het begin van de avond zagen zij een touringcar met Duits kenteken Renesse inkomen. In deze bus zat een groep van ongeveer 70 Duitse personen. Deze groep viel op omdat enkele mannen met kratten bier aan het sjouwen waren, waarop [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] deze mannen aanspraken en op de hoogte stelden van het in Renesse geldende alcoholverbod op straat.
Uit het dossier is vast komen te staan dat rond 02.30 uur die nacht in Renesse op de kruising Hogezoom/Jan van Renesseweg aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer 2] gewelddadig werden benaderd door enkele leden van de groep Duitsers. [2] + [3] + [4] De politie heeft hierop gereageerd [5] + [6] + [7] , waarna meer leden uit die groep zich tegen de politie keerden. Door enkele leden van de Duitse groep is vervolgens gewelddadig opgetreden tegen de politieagenten en leden van het SUS-team. [8] + [9] + [10] + [11] + [12] + [13]
Door de verbalisanten en leden van het SUS-team is onder meer waargenomen dat één van de Duitse mannen een dienstfiets van de politie optilde boven zijn hoofd en in de richting van politieagenten gooide. [14] + [15] + [16] Verbalisant [slachtoffer 4] is op zijn achterhoofd geslagen met een bierpul: hij voelde een scherpe pijn op zijn achterhoofd en zag dat een man een bierpul met twee handen vasthad en deze pul ging nog naar beneden toen hij omkeek. [17] De verbalisanten en leden van het SUS-team zijn door diverse leden uit de groep geschopt, getrapt en gestompt. [18] + [19] + [20] Ook was er sprake van duw- en trekwerk [21] + [22] , zoals blijkt uit de camerabeelden van de openbare weg te Renesse. Op deze beelden is te zien dat de groep zich agressief opdringt tegen de verbalisanten en de leden van het SUS-team. Uit de verklaringen van de verbalisanten en leden van het SUS-team blijkt dat dit gepaard ging met schreeuwen en schelden. [23] + [24] + [25] De gehele groep is na de schermutselingen de touringcar weer in gegaan. De rechtbank is van oordeel, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, dat hetgeen zich heeft afgespeeld op de openbare weg in Renesse kan worden aangemerkt als openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging bedoelde personen. De rechtbank stelt vast dat de verschillende geweldshandelingen in een kort tijdsbestek achtereenvolgend en op zeer korte afstand van elkaar tegen de verschillende in de tenlastelegging bedoelde personen hebben plaatsgevonden. Gelet daarop maakt de rechtbank geen onderscheid in verschillende incidenten dan wel personen die hiervan slachtoffer zijn geworden en merkt de rechtbank hetgeen zich heeft afgespeeld aan als één geweldsincident in tijd en plaats. De leden van de groep die daarvoor verantwoordelijk waren, zijn verantwoordelijk voor het geheel.
De vraag die thans ter beoordeling staat is of verdachte deel uit heeft gemaakt van de groep die dit geweld heeft toegepast dan wel een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan dit geweld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Nadat de groep Duitsers weer in de touringcar had plaatsgenomen, kreeg de chauffeur van de politie het bevel om naar het cellencomplex Mijkenbroek in Breda te rijden. De bus is daar met politiebegeleiding naartoe gereden. Ter plaatse is van alle inzittenden van de touringcar een foto gemaakt en zijn daarbij hun identiteitsgegevens vastgelegd en is aan iedere persoon een nummer gekoppeld. Bij het fotograferen waren politieambtenaren aanwezig die die nacht in Renesse werkzaam waren geweest en tegen wie het geweld was gepleegd. Indien een inzittende van de bus door één of meerdere van deze politieambtenaren herkend werd als vermoedelijke pleger van geweld, werd deze inzittende vervolgens buiten heterdaad aangehouden als verdachte van openlijke geweldpleging. Deze foto’s zijn vervolgens in verband met het onderzoek getoond aan de leden van het SUS-team en aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer 2] . [26]
Door verbalisant [slachtoffer 3] is verdachte, met identificatienummer 3, herkend als de man die hem een vuistslag op zijn linkerkaak heeft gegeven. Ook bij de rechter-commissaris verklaarde verbalisant [slachtoffer 3] verdachte te herkennen als degene die hem heeft geslagen. Hij herkende verdachte aan zijn gezicht, opvallend grote neus en korte blonde kapsel. [27] + [28] Verbalisant [slachtoffer 7] herkende verdachte vanwege zijn absoluut agressieve gedrag ter plaatse als iemand die in de voorste linie stond. Hij verklaarde daarbij de gezichten te hebben gevisualiseerd onderweg naar Breda en herkende verdachte aan zijn opvallende blauwe gestreepte schoenen en kalend blond haar. [29] + [30] Ook beveiliger [slachtoffer 9] herkende verdachte als aanwezig bij de vechtpartij. Bij de rechter-commissaris verklaarde hij het gezicht van verdachte op enig moment tijdens deze grote vechtpartij te hebben gezien in de groep vechters. Hij herkende verdachte aan zijn ogen en de vorm van zijn gezicht. [31] + [32] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij richting de bus is gelopen en toen hij waarnam dat er werd gegild en er iemand bebloed op de grond lag, is omgedraaid en daar naartoe is gelopen. [33]
Bij de beoordeling van fotoconfrontaties is het beoordelingskader als volgt. “Onrechtmatigheid van bewijsgaring met betrekking tot verklaringen van personen inhoudende herkenning van een verdachte als betrokken bij een strafbaar feit doet zich voor indien de gang van zaken bij een confrontatie onverenigbaar is met een eerlijke procesvoering. Hiervan kan sprake zijn indien de bij die confrontatie gevolgde werkwijze strekt tot beïnvloeding van die personen met het oog op de door hen af te leggen verklaring. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien bij een zogenaamde meervoudige fotoconfrontatie de verdachte de enige is die ook maar enigszins voldoet aan de tevoren door de omtrent diens herkenning ondervraagde persoon gegeven beschrijving van de dader (vgl. HR 8 juli 1992, NJ 1993, 407).” De rechtbank stelt vast dat er bij de toegepaste herkenningsprocedure steeds meerdere foto’s zijn getoond. Tussen de getoonde foto’s was steeds sprake van voldoende overeenkomende kenmerken. Ook de verdediging heeft steeds bepleit dat de verdachten allemaal op elkaar leken. De rechtbank acht de wijze van herkenning naar aanleiding hiervan dan ook voldoende met waarborgen omkleed.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning van een verdachte is naar het oordeel van de rechtbank van belang of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken. Uit het dossier is gebleken dat de groep bestond uit op elkaar gelijkende personen, met veelal een gelijksoortige haardracht en gelijksoortige kleding en tatoeages. Het feit dat binnen de groep sprake was van weinig onderscheidende kenmerken, zoals ook is gebleken uit de foto’s van alle inzittenden van de bus die aan het dossier zijn toegevoegd, maakt naar het oordeel van de rechtbank voornoemd belang van het specifiek benoemen van onderscheidende persoonskenmerken op basis waarvan een herkenning heeft plaatsgevonden des te groter. De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van beveiliger [slachtoffer 9] en van verbalisanten [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] duidelijk blijkt op basis van welke uiterlijke kenmerken zij verdachte hebben herkend. Dit maakt deze herkenningen naar het oordeel van de rechtbank voldoende betrouwbaar. Ten aanzien van hetgeen verbalisant [slachtoffer 3] met betrekking tot de kleding van degene door wie hij is geslagen heeft verklaard, overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat hij een lichtgrijze trui met capuchon en een witte veter in de kraag noemt, terwijl verdachte op de foto waarop hij is herkend een donker vest met een witte veter in de kraag droeg, niet afdoet aan de betrouwbaarheid van deze herkenning. Verbalisant [slachtoffer 3] heeft immers verklaard verdachte aan zijn gezicht te hebben herkend en heeft bij deze gezichtsherkenning specifieke eigenschappen van verdachte benoemd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook het feit dat de door verbalisant [slachtoffer 3] genoemde geweldshandeling niet door anderen is waargenomen niet afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring, aangezien verbalisant [slachtoffer 3] zijn bevindingen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal heeft neergelegd.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande blijkt dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals hieronder weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks12 april 2015 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Hogezoom en
/ofJan van
Renesseweg,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of een voor het publiek
toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten:
- [slachtoffer] en
/of[slachtoffer 2] en
/of
- politieambtenaren [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 3] en
/of
[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] en
/of een of meerandere
politieambtenaren en
/of
- [slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9] en
/of[slachtoffer 10]
en/of een of meer andere
beveiligers,
welk geweld bestond uit het
(al dan niet met
(een
)bierpul
(len)en
/ofeen
fiets
en/of een of meer andere harde voorwerpen)slaan en/of gooien en
/of
stompen en
/ofschoppen en
/oftrappen en
/ofduwen en
/oftrekken en
/ofschelden
en
/ofschreeuwen en
/of (als groep
)agressief opdringen van/aan/tegen/naar
voornoemd
(e
)perso
(o)n
(en
);
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de blanco documentatie van verdachte in Nederland en in Duitsland. Voorts zijn de van belang zijnde persoonlijke omstandigheden van verdachte uiteengezet door de psycholoog van verdachte. De verdediging acht een straf gelijk aan het voorarrest al dan niet in combinatie met een deels voorwaardelijke straf hier op zijn plaats.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een forse vorm van openlijk geweld. Door een grote groep personen, waar verdachte deel van uitmaakte, is veel geweld uitgeoefend tegen onder andere meerdere politieagenten en beveiligers. Wat er die betreffende nacht in Renesse is gebeurd, heeft voor veel beroering gezorgd. De slachtoffers hebben zich erg in het nauw gedreven gevoeld, mede door de omvang van de groep. Door de verbalisanten is onder meer aangegeven dat het een groot en gruwelijk gevecht was, dat zij dit nog nooit hebben meegemaakt en dat zij het incident als zeer levensbedreigend hebben ervaren. Door een aantal verdachten is opgemerkt dat ze er alleen maar bij waren en geen geweldshandelingen hebben verricht, waarmee zij zich onvoldoende realiseren welke impact dit alles heeft gehad op de slachtoffers. De groep jongeren bleef de slachtoffers maar omringen, waardoor zij het gevoel kregen niet uit deze situatie weg te kunnen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in deze zaak sprake is van een forse en zeer beangstigende variant van openlijk geweld.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep die zich nadrukkelijk niet heeft gedistantieerd van het geweld. Verdachte heeft door zijn gedrag, zoals hierboven is bewezenverklaard, een significante bijdrage geleverd aan het vanuit de groep jegens bovengenoemde personen gepleegde geweld.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak. Deze gaan uit van een gevangenisstraf van 3 maanden voor het plegen van openlijk geweld waarbij enig lichamelijk letsel het gevolg is. Strafverzwarend vindt de rechtbank in dit geval de forse omvang van het openlijke geweld, waarbij meerdere personen letsel hebben opgelopen, en het feit dat het in deze zaak geweld betreft tegen onder andere personen met een publieke functie. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij zowel in Nederland als in Duitsland een blanco strafblad heeft. Voorts houdt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, rekening met het aandeel van verdachte. Van deze verdachte is vastgesteld dat hij zelf wel enig geweld heeft toegepast, maar niet heeft geslagen met voorwerpen of andere strafverzwarende geweldshandelingen heeft verricht.
In hetgeen door de verdediging is aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de door haar passend geachte strafmodaliteit, aangezien de door verdachte reeds ondergane detentie ten gevolge waarvan hij ernstige psychische klachten ervaart een gevolg van zijn eigen handelen is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 2.575,= voor het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering niet eenvoudig van aard is, aangezien het gaat om een geschat bedrag en verzoekt de vordering af te wijzen, omdat de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Voorts wijst de verdediging op een vonnis waarin is aangegeven dat functionarissen met een publieke taak bij geweld mogen rekenen op steun van de overheid, die niet in het recht op schadevergoeding tot uiting mag komen en verzoekt onder verwijzing naar dit vonnis de vordering met betrekking tot immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en de hoogte van het geschatte bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor, zodat de vordering met betrekking tot de materiële schade zal worden toegewezen. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat een hoger bedrag is gevorderd vanwege de uitoefening van een publieke taak. Gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft meegemaakt en het bedreigende karakter dat van de groep is uitgegaan, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
7.2
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 950,= voor het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
De verdediging wijst op een vonnis waarin is aangegeven dat functionarissen met een publieke taak bij geweld mogen rekenen op steun van de overheid, die niet in het recht op schadevergoeding tot uiting mag komen en verzoekt onder verwijzing naar dit vonnis de vordering met betrekking tot immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat een hoger bedrag is gevorderd vanwege de uitoefening van een publieke taak. Gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft meegemaakt en het bedreigende karakter dat van de groep is uitgegaan, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
7.3
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 350,= voor het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
De verdediging wijst op een vonnis waarin is aangegeven dat functionarissen met een publieke taak bij geweld mogen rekenen op steun van de overheid, die niet in het recht op schadevergoeding tot uiting mag komen en verzoekt onder verwijzing naar dit vonnis de vordering met betrekking tot immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat een hoger bedrag is gevorderd vanwege de uitoefening van een publieke taak. Gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft meegemaakt en het bedreigende karakter dat van de groep is uitgegaan, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
7.4
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 460,= voor het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
De verdediging wijst op een vonnis waarin is aangegeven dat functionarissen met een publieke taak bij geweld mogen rekenen op steun van de overheid, die niet in het recht op schadevergoeding tot uiting mag komen en verzoekt onder verwijzing naar dit vonnis de vordering met betrekking tot immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat een hoger bedrag is gevorderd vanwege de uitoefening van een publieke taak. Gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft meegemaakt en het bedreigende karakter dat van de groep is uitgegaan, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
7.5
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 350,= voor het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
De verdediging wijst op een vonnis waarin is aangegeven dat functionarissen met een publieke taak bij geweld mogen rekenen op steun van de overheid, die niet in het recht op schadevergoeding tot uiting mag komen en verzoekt onder verwijzing naar dit vonnis de vordering met betrekking tot immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat een hoger bedrag is gevorderd vanwege de uitoefening van een publieke taak. Gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft meegemaakt en het bedreigende karakter dat van de groep is uitgegaan, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
7.6
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 250,= voor het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
De verdediging wijst op een vonnis waarin is aangegeven dat functionarissen met een publieke taak bij geweld mogen rekenen op steun van de overheid, die niet in het recht op schadevergoeding tot uiting mag komen en verzoekt onder verwijzing naar dit vonnis de vordering met betrekking tot immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat een hoger bedrag is gevorderd vanwege de uitoefening van een publieke taak. Gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft meegemaakt en het bedreigende karakter dat van de groep is uitgegaan, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
7.7
De vordering van benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 350,= voor het tenlastegelegde feit.
Uit het dossier is gebleken dat de benadeelde partij een van de ‘andere politieambtenaren’ betrof, zoals bewezenverklaard, tegen wie geweld is gepleegd op 12 april 2015 in Renesse.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
De verdediging wijst op een vonnis waarin is aangegeven dat functionarissen met een publieke taak bij geweld mogen rekenen op steun van de overheid, die niet in het recht op schadevergoeding tot uiting mag komen en verzoekt onder verwijzing naar dit vonnis de vordering met betrekking tot immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat een hoger bedrag is gevorderd vanwege de uitoefening van een publieke taak. Gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft meegemaakt en het bedreigende karakter dat van de groep is uitgegaan, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is voor de toegewezen bedragen naar burgerlijk recht met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 2.575,=, waarvan € 1.425,= ter zake van materiële schade en € 1.150,= ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 950,=, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 350,=, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 460,=, waarvan € 10,= ter zake van materiële schade en € 450,= ter zake van immateriële schade, de schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 350,=, ter zake van immateriële schade, de schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 250,=, ter zake van immateriële schade, de schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 350,=, ter zake van immateriële schade, de schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [slachtoffer 3] , € 2.575,=, bij niet-betaling te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen vervangende hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 4] , € 950,=, bij niet-betaling te vervangen door 19 (negentien) dagen vervangende hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 3] , € 350,=, bij niet-betaling te vervangen door 7 (zeven) dagen vervangende hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 5] , € 460,=, bij niet-betaling te vervangen door 9 (negen) dagen vervangende hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 6] , € 350,=, bij niet-betaling te vervangen door 7 (zeven) dagen vervangende hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 7] , € 250,=, bij niet-betaling te vervangen door 5 (vijf) dagen vervangende hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde] , € 350,=, bij niet-betaling te vervangen door 7 (zeven) dagen vervangende hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. M.E.H. Janssen en mr. T. van de Poll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt –tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 1504161300.2825.AMB van de politie Zeeland – West-Brabant, district Recherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 823.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 585, eerste, tweede en vierde alinea.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 590, laatste alinea, en pagina 591, eerste, tweede en vierde alinea.
4.Proces-verbaal ter zake relaas onderzoek, pagina 8.
5.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (hoofdagent van politie), pagina 603, derde alinea van zijn bevindingen.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [benadeelde] (hoofdagent van politie), pagina 594, zesde alinea van zijn bevindingen.
7.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie), pagina 610, eerste tot en met vierde alinea.
8.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [slachtoffer 5] , pagina 610, vijfde en zesde alinea.
9.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [benadeelde] , pagina 595, eerste tot en met derde alinea.
10.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [slachtoffer 7] (hoofdagent van politie), pagina 600, vijfde en zesde alinea.
11.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie), pagina 598, vierde alinea van zijn bevindingen.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie), pagina 537, laatste alinea, en pagina 538, eerste helft van de eerste alinea.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] (SUS-team), pagina 742, laatste alinea.
14.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [slachtoffer 4] , pagina 613, vierde alinea, in combinatie met de foto van verdachte [medeverdachte] , pagina 645 en 646.
15.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie), pagina 607, tweede alinea, en pagina 608, derde alinea, in combinatie met de foto van verdachte [medeverdachte] , pagina 645 en 646.
16.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 7] , pagina 601, tweede alinea, in combinatie met de foto van verdachte [medeverdachte] , pagina 645 en 646.
17.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie), pagina 613, eerste alinea, in combinatie met de letselbeschrijving van 12 april 2015, opgesteld door forensisch arts M. Weststrate, pagina 546.
18.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 4] , pagina 613, eerste, derde en vierde alinea.
19.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 6] , pagina 598, zesde alinea.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] (SUS-team), pagina 738, vierde en vijfde alinea.
21.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] , pagina 607, tweede alinea.
22.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 4] , pagina 614, eerste alinea.
23.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 7] , pagina 600, vijfde en zesde alinea van zijn bevindingen, en pagina 601, tweede alinea.
24.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 6] , pagina 599, eerste alinea.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 10] (SUS-team), pagina 749, eerste alinea.
26.Proces-verbaal van bevindingen van [naam verbalisant 2] , pagina 615.
27.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] , pagina 607, eerste en vierde alinea.
28.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 3] , blad 3, eerste en vierde alinea, en blad 4.
29.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , pagina 577, derde alinea.
30.Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 7] , pagina 601, laatste alinea.
31.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 9] , pagina 743, vierde alinea.
32.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 9] , blad 2, laatste alinea, en blad 3, vijfde alinea.
33.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [mededader] , pagina 44, twaalfde alinea.