ECLI:NL:RBZWB:2016:7285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
AWB 16_595
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de omgevingsvergunning voor aanbouw op perceel Voorstraat 48 te Colijnsplaat

Op 15 november 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de herroeping van een omgevingsvergunning voor een aanbouw op het perceel Voorstraat 48 te Colijnsplaat. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.J. de Rijke, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, dat op 14 december 2015 de eerder verleende omgevingsvergunning aan een derde partij had herroepen en de aanvraag buiten behandeling had gesteld. Eiseres betoogde dat de aanbouw vergunningvrij was en dat er geen proceskostenvergoeding was toegekend in de bezwaarfase.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanbouw, ondanks dat deze binnen een beschermd dorpsgezicht wordt gerealiseerd, vergunningvrij kan zijn op basis van de geldende wet- en regelgeving. Echter, omdat de aanbouw ook plaatsvindt nabij een rijksmonument, moet deze aan strengere eisen voldoen. De rechtbank oordeelde dat de uitbreiding niet onder de definitie van 'bijbehorend bouwwerk' valt zoals bedoeld in de relevante artikelen van het Besluit omgevingsrecht (Bor), en dat er dus een omgevingsvergunning vereist is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herleefd, waarbij de omgevingsvergunning voor de aanbouw opnieuw van kracht werd. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed en dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 992,--. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 november 2016.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/595 WABO

uitspraak van 15 november 2016 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Kalmthout, eiseres,

gemachtigde: mr. L.J. de Rijke
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij], te Colijnsplaat.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 december 2015 (bestreden besluit) inzake het herroepen van de aan [naam derde partij] verleende omgevings-vergunning voor het realiseren van een aanbouw op het perceel Voorstraat 48 te Colijnsplaat en het alsnog buiten behandeling stellen van de desbetreffende aanvraag omdat de aanbouw vergunningvrij is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 oktober 2016.
Eiseres is verschenen bij gemachtigde mr. L.J. de Rijke. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger verweerder] . Derde partij [naam derde partij] is niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is eigenaresse van het pand Voorstraat 46 te Colijnsplaat. Op haar aangeven is op 7 mei 2015 geconstateerd dat derde partij zonder omgevingsvergunning een aanbouw van ongeveer 9 x 4 meter heeft gerealiseerd aan de achterzijde van de aangrenzende woning Voorstraat 48. Bij brief van 11 mei 2015 heeft verweerder aangegeven dat deze aanbouw vergunningplichtig is en dat handhavend zal worden opgetreden indien de vergunning niet verleend kan worden.
Daarop heeft derde partij op 19 juni 2015 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Op 2 juli 2015 heeft de gemeentelijke Welstandscommissie positief geadviseerd over het bouwplan.
Bij het primaire besluit van 8 juli 2015 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend omdat er geen sprake is van een weigeringsgrond.
Hiertegen heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Volgens eiseres is het bouwplan niet getoetst aan het Bouwbesluit. Met name de spouwaansluiting tussen Voorstraat 46 en 48 is niet zichtbaar en niet duidelijk.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren, op advies van de gemeentelijke Bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard, het primaire besluit herroepen omdat de aanbouw vergunningvrij gerealiseerd mocht worden en de aanvraag buiten behandeling gesteld.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase heeft toegekend. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat een motivering van het welstandsadvies ontbreekt. In dat verband heeft zij er op gewezen dat de Voorstraat onderdeel is van het beschermd dorpsgezicht Colijnsplaat, dat het pand Voorstraat 46 een rijksmonument is en dat daarmee sprake is van een zeer waardevol welstandsgebied. Daarnaast heeft eiseres betoogd dat ten onrechte niet getoetst is aan de eisen van het Bouwbesluit en dat een vergunning voor het afwijkend gebruik ontbreekt.
3.1
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2, onderdeel 3, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) bepaalt dat een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet niet vereist is, indien deze activiteiten betrekking hebben op - voor zover hier van belang - een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied.
Artikel 3, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor, bepaalt dat een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op - voor zover hier van belang - een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied.
Krachtens artikel 4a, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor zijn - voor zover hier van belang - de artikelen 2 en 3 slechts van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in, aan, op of bij een rijksmonument voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in:
a. artikel 2, onderdelen 1 en 2, of
b. artikel 2, onderdelen 4 tot en met 21, of artikel 3, onderdelen 4 tot en met 8:
1°. in, aan of op een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft, of
2°. bij een monument.
Krachtens artikel 4a, tweede lid, van Bijlage II bij het Bor zijn - voor zover hier van belang - de artikelen 2 en 3 slechts van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in een beschermd stads- of dorpsgezicht, voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in:
a. artikel 2, onderdelen 1 en 2, of
b. artikel 2, onderdelen 4 tot en met 21, of artikel 3 voor zover het betreft:
1°. inpandige veranderingen,
2°. een verandering van een achtergevel of achterdakvlak, mits die gevel of dat dakvlak niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd,
3°. een bouwwerk op erf aan de achterkant van een hoofdgebouw, mits dat erf niet ook deel uitmaakt van het erf aan de zijkant van dat gebouw en niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd, of
4°. een bouwwerk op gronden die onderdeel zijn van openbaar toegankelijk gebied.
3.2
De rechtbank overweegt dat de in geding zijnde aanbouw geheel achter de woning op het perceel Voorstraat 48 is gesitueerd, over de begane grond en niet grenzend aan openbaar gebied maar aan het pand Voorstraat 46. Het is een uitbreiding van het hoofdgebouw met een oppervlakte van 38,15 m2. De rechtbank is met de Bezwaarschriften-commissie van oordeel dat deze uitbreiding in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Bebouwde Kom Colijnsplaat”.
3.3
Dit betekent dat de uitbreiding op zich voldoet aan het begrip “bijbehorend bouwwerk” als bedoeld in zowel artikel 2, onderdeel 3 als artikel 3, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor. Voorts overweegt de rechtbank dat beide percelen binnen het beschermd dorpsgezicht Colijnsplaat liggen en dat het pand Voorstraat 46 tevens is aangewezen als rijksmonument.
3.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, in navolging van de Bezwaarschriftencommissie, op zich terecht kunnen aannemen dat de in geding zijnde uitbreiding, ondanks dat binnen beschermd dorpsgezicht gebouwd wordt, toch vergunningvrij is op grond van artikel 4a, tweede lid, sub b, onder 3° van Bijlage II bij het Bor. Maar daarmee heeft verweerder miskend dat de uitbreiding ook plaatsvindt aan of - zolang de spouwaansluiting niet gerealiseerd is - bij een rijksmonument. Het gegeven dat het aangrenzende pand Voorstraat 46 een rijksmonument is, maakt dat de uitbreiding ook getoetst moet worden aan artikel 4a, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor. Aangezien daarin een bijbehorend bouwwerk niet wordt genoemd, is voor het realiseren van de uitbreiding een omgevingsvergunning vereist.
4. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden.
De rechtbank zal hierna bezien of er aanleiding is om zelf in de zaak te voorzien.
5.1
Door de vernietiging van het bestreden besluit herleeft het primaire besluit waarbij omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van de uitbreiding. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft geoordeeld, is het bouwplan niet in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
5.2
Voorts overweegt de rechtbank dat het bouwplan grenst aan het pand Voorstraat 48 met een spouwruimte van 5 tot 15 cm. Deze ruimte varieert omdat de muur van Voorstraat 48 niet recht loopt. Hoewel ter zitting is gebleken dat deze spouwruimte tot op heden niet gedicht is, acht de rechtbank aannemelijk dat het bouwplan op dit punt aan het Bouwbesluit zal kunnen voldoen.
5.3
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de Welstandscommissie positief heeft geadviseerd omdat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand, conform het gestelde in de Nota welstandsbeleid. Omdat het primaire besluit voor derde partij begunstigend is, mocht verweerder volstaan met de enkele verwijzing naar het positieve welstandsadvies. Indien eiseres haar grief dat een motivering van het welstandsadvies ontbreekt, in de bezwaarfase naar voren gebracht zou hebben, dan had het op de weg van verweerder gelegen om bij de beslissing op het bezwaar het welstandsadvies alsnog te (doen) onderbouwen. Nu eiseres deze grief eerst in beroep heeft aangevoerd, kan verweerder niet worden tegengeworpen dat het positieve welstandsadvies niet onderbouwd is.
6.1
De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het bezwaarschrift van eiseres alsnog ongegrond verklaren. Gegeven deze uitkomst is er ook geen grondslag voor vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar, als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb.
6.2
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaarschrift van eiseres ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2016.
P.H.M. Verdonschot, griffier V.E.H.G. Visser, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.