Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident tevens houdende een reconventionele incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv;
- de brief d.d. 18 juli 2016 van mr. Janssen aan de rechtbank met productie 7.
2.De feiten in het incident
3.Het geschil en de beoordeling in het incident
in conventie
- de huisartsenkaart van [eiser 1] vanaf 10 jaar voor het ongeval;
- de medische informatie van de fysiotherapeutische behandeling die hij voorafgaand aan het ongeval (in 2011 en 2012) heeft ondergaan;
- het plan van aanpak en de correspondentie van FIS re-integratie;
- de beslissing van het UWV d.d. 18 januari 2016, afgegeven in het kader van de WIA- uitkering tot verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage;
- het procesdossier van de bezwaarprocedure die aanhangig is gemaakt na de beslissing van het UWV van 18 januari 2016.
“3.6.1.Een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in art. 202 Rv. strekt ertoe de verzoekende partij door middel van het uit te brengen deskundigenbericht bewijs te verschaffen van feiten en omstandigheden die zij in een eventueel te beginnen of reeds aanhangige procedure zou hebben te bewijzen, dan wel de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht meer zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of deze voort te zetten. (…)