ECLI:NL:RBZWB:2016:6777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
28 oktober 2016
Zaaknummer
AWB 16_1466
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verbouwing woning tot appartementen in strijd met bestemmingsplan en parkeernorm

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van de woning aan de Willem van Oranjelaan 6 te Breda tot drie appartementen en de verbouwing van de garage tot kantoor. Eiser, de eigenaar van de woning, had eerder een vergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders was verleend. Echter, na bezwaren van derde partijen, heeft het college het besluit herroepen en de vergunning ingetrokken, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met het bestemmingsplan "Ruitersbos" en niet voldeed aan de parkeernorm van de gemeente Breda.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan niet voldoet aan de bestemmingsplanregels, aangezien de aanduiding "Ww" (woongebouw) op de plankaart ontbreekt. Eiser betoogde dat het bouwplan wel in overeenstemming was met de bestemming, maar de rechtbank oordeelde dat de verbouwing tot appartementen niet was toegestaan zonder de juiste aanduiding. Daarnaast werd de weigering om de vergunning te verlenen ook gerechtvaardigd door het niet voldoen aan de parkeernorm, aangezien de verbouwing zou leiden tot een toename van de parkeerbehoefte.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was, ondanks een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waardoor de beslissing van het college in stand bleef. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2016.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/1466 Wabo

uitspraak van 26 oktober 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. P.J.M. Boomaars
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde partij hebben aan het geding deelgenomen:
[naam belanghebbende 1] ,
[naam belanghebbende 2](met gemachtigde: mr. R.T.L.J. Jongen),
[naam belanghebbende 3] , [naam belanghebbende 4] , [naam belanghebbende 5] , [naam belanghebbende 6] , [naam belanghebbende 7] en [naam belanghebbende 8](met gemachtigde: mr. J.P.M.M. Heijkant),
[naam belanghebbende 9] , [naam belanghebbende 10] , [naam belanghebbende 11] , [naam belanghebbende 12] , [naam belanghebbende 13] , [naam belanghebbende 14] , [naam belanghebbende 15] , [naam belanghebbende 16] , [naam belanghebbende 17] , [naam belanghebbende 18] , [naam belanghebbende 19] , [naam belanghebbende 20] , [naam belanghebbende 21] , [naam belanghebbende 22], allen te [woonplaats ]
.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 17 februari 2016 (bestreden besluit) inzake de gegrondverklaring van de bezwaren van derde partijen en het herroepen van de aan eiser verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van de woning Willem van Oranjelaan 6 te Breda tot drie appartementen en het verbouwen van de garage tot kantoor.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 september 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. P.J.M. Boomaars en [gemachtigde eiser] Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Pol en [vertegenwoordiger college] . Derde partijen zijn verschenen bij gemachtigden mr. R.T.L.J. Jongen (namens [naam belanghebbende 1] en mr. I. van den Broek (namens [ familie 1] . Daarnaast zijn in persoon verschenen [naam belanghebbende 2] , [naam belanghebbende 10] , [naam belanghebbende 11] , [naam belanghebbende 17] , [naam belanghebbende 13] , [naam belanghebbende 6] en [naam belanghebbende 18] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 15 mei 2015 heeft eiser verzocht om een omgevingsvergunning voor het verbouwen van de woning aan de Willem van Oranjelaan 6 te Breda tot drie appartementen en het verbouwen van de garage tot kantoor. Daarbij zijn drie parkeerplaatsen geprojecteerd in de achtertuin. De ontsluiting van deze parkeerplaatsen zal plaats te vinden via het perceel [adres 1] te [woonplaats ] .
Bij het primaire besluit van 29 juli 2015 heeft het college de gevraagde vergunning verleend, onder gelijktijdige verlening van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van de garage voor een aan huis verbonden beroep.
Tegen dit besluit hebben derde partijen bezwaarschriften ingediend. Derde partij [ familie 1] is eigenaar van een complex autoboxen, opslagruimte met erf en verdere aanhorigheden op een aangrenzend perceel aan de Chopinstraat. Dit perceel is belast met een erfdienstbaarheid ten behoeve van de ontsluiting van de (eveneens bij eiser in eigendom zijnde) percelen [adres 2] en de [ familie 1] vreest dat deze erfdienstbaarheid onredelijk zal verzwaren indien ook het perceel Willem van Oranjelaan 6 via deze route ontsloten moet worden. De overige bezwaarmakers zijn omwonenden en hun belangenvereniging. Zij vrezen aantasting van hun woongenot door toename van het aantal woningen.
Naar aanleiding van de bezwaren heeft eiser een gewijzigd bouwplan ingediend, waarbij de drie parkeerplaatsen elders gerealiseerd zullen worden.
Bij het bestreden besluit is het college tot het inzicht gekomen dat het realiseren van drie appartementen in het pand Willem van Oranjelaan 6 in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de aanduiding “Ww” (woongebouw) op de plankaart ontbreekt. Het college heeft daarom, onder verwijzing naar het advies van de gemeentelijke Bezwaarschriftencommissie, de bezwaren gegrond verklaard, de omgevingsvergunning herroepen en de aanvraag afgewezen.
2. Eiser heeft in beroep betoogd dat het bouwplan wel in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming “Woondoeleinden”, omdat het ontbreken van de aanduiding “Ww” niet van belang is. Die aanduiding heeft blijkens de toelichting op het bestemmingsplan betrekking op appartementengebouwen en daarvan is in casu geen sprake, aldus eiser. Het bestemmingsplan laat volgens eiser toe dat een woning wordt verbouwd tot woongebouw en hij verwijst in dit verband naar de bestemmingsplantoets die namens het college in eerste instantie heeft geleid tot verlening van de vergunning. Voorts heeft eiser aangevoerd dat het college de gewijzigde parkeersituatie in tweede instantie ontoereikend heeft geacht zonder dit nader te motiveren.
3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Ruitersbos” rust op het perceel de bestemming “Woondoeleinden”.
Krachtens artikel 3.1. van de planregels zijn de op de plankaart voor woondoeleinden aangewezen gronden bestemd voor:
a. woningen en woongebouwen daar waar ze op de plankaart nader zijn aangeduid met
"Ww", al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
c. garageboxen;
met de daarbij behorende:
d. tuinen en erven;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 1, lid 38, van de planregels definieert woongebouw als een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank moet artikel 3.1, sub a, van de planregels aldus gelezen worden dat op gronden met de bestemming “Woondoeleinden” woningen zijn toegelaten en dat op deze bestemming ook woongebouwen zijn toegelaten, maar alleen daar waar op de plankaart de aanduiding “Ww” is geplaatst. Voorts overweegt de rechtbank dat het bouwplan, voor zover hier van belang, ziet op het realiseren van drie appartementen in één gebouw. Daarmee dient dit bouwplan aangemerkt te worden als een woongebouw als bedoeld in de planregels van het bestemmingsplan “Ruitersbos”. Aangezien het perceel Willem van Oranjelaan 6 geen aanduiding “Ww” heeft, moet geconcludeerd worden dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
5.1
De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt dat deze strijd met het bestemmingsplan kan worden opgeheven door toepassing te geven aan artikel 2.12. eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4 van Bijlage II bij het Bor (de zogeheten kruimelregeling). Met betrekking tot de vraag of het college in redelijkheid toepassing van deze regeling achterwege heeft kunnen laten, overweegt de rechtbank als volgt.
5.2
In het bestreden besluit is in dit verband overwogen dat de bouw van drie appartementen niet de door de Structuurvisie Breda 2013 (
lees: 2030, hierna: Structuurvisie) beoogde ruimtelijke kwaliteitsverbetering teweeg zal brengen. In de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende beleidsnotitie is uitgebreider ingegaan op de beoogde kwaliteitsverbetering. Aangegeven is dat in Breda behoefte bestaat aan (grote) woonpanden op exclusieve locaties, dat [wijk 1] een populair woongebied is onder gezinnen die stedelijk willen wonen en dat de Willem van Oranjelaan een woonmilieu met grotere eengezinswoningen/herenhuizen heeft en daarmee een van de woonstraten is voor dit segment. Desgevraagd is ter zitting namens het college verklaard dat deze invulling van de kwaliteitsverbetering is afgeleid uit de Structuurvisie, maar de rechtbank heeft dit niet zo concreet als verwoord in deze beleidsnotitie terug kunnen vinden. Daarmee ontbeert het bestreden besluit een deugdelijke motivering.
5.3
Gegeven deze uitkomst kan de rechtbank evenmin beoordelen of de door eiser in dit verband aangedragen gevallen van appartementen die gerealiseerd zijn in woningen aan de [straatnaam 1] , op één lijn kunnen worden gesteld met de onderhavige situatie.
6.1
Deze uitkomst kan echter niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden. Daartoe is het volgende overwogen.
6.2
De weigering om de gevraagde omgevingsvergunning voor het verbouwen van de woning Willem van Oranjelaan 6 te verlenen is tevens gebaseerd op het niet voldoen aan de parkeernorm als bedoeld in artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening van de gemeente Breda. Door de wijziging van een eengezinswoning naar drie appartementen neemt de parkeerbehoefte, conform deze parkeernorm, toe met drie parkeerplaatsen. In een door eiser voorgestelde wijziging van het bouwplan is de realisatie van de drie parkeer-plaatsen niet voorzien in de tuin, maar in bestaande garageboxen op een nabijgelegen perceel. Anders dan eiser heeft gesteld is in het bestreden besluit wel gemotiveerd dat het realiseren van drie parkeerplaatsen in bestaande boxen ontoereikend is. Volgens het college worden door het gebruik maken van bestaande parkeerboxen geen extra parkeerplaatsen gerealiseerd.
6.3
De rechtbank acht deze motivering toereikend om de weigering van de omgevingsvergunning te dragen. Verwezenlijking van het bouwplan genereert een toename van de parkeerbehoefte. Die toename moet opgevangen worden door een daadwerkelijke toename van het aantal parkeerplaatsen. Dat is niet het geval als daar bestaande parkeerboxen voor worden ingezet. Daar komt bij dat de rechtbank met derde partij [ familie 1] van oordeel is dat de parkeerbehoefte niet met drie, maar met vijf parkeerplaatsen toeneemt. Door de verbouwing van de garage tot kantoor, als onderdeel van het bouwplan, verdwijnen immers twee parkeerplaatsen die ook weer gecompenseerd moeten worden. Aangezien het bouwplan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen, moet worden geconcludeerd dat dit bouwplan in strijd is met de gemeentelijke Bouwverordening. Gelet op het bepaalde in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo was het college dan ook gehouden om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.
7. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de weigering om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, in stand kan blijven. De rechtbank zal daarom het hiervoor in rechtsoverweging 5.2 geconstateerde motiveringsgebrek passeren en het beroep van eiser ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, voorzitter, en mr. M. Breeman en mr. M.G.J. Maas-Cooymans, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2016.
P.H.M. Verdonschot, griffier
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.