ECLI:NL:RBZWB:2016:6736

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
4813419
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van schuldhulpverlener voor het niet tot stand komen van een minnelijke regeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 oktober 2016, vorderde eiser, aangeduid als [eiser 3], een schadevergoeding van € 25.000,00 van gedaagde, die handelde onder de naam [bedrijf gedaagde]. De vordering was gebaseerd op de stelling dat het minnelijk traject voor schuldhulpverlening was mislukt door toedoen van gedaagde. Eiser had in 2011 een overeenkomst van opdracht gesloten met gedaagde voor bemiddeling in een saneringsplan. Eiser stelde dat gedaagde niet adequaat had gehandeld, waardoor hij zelf zijn schulden had moeten afbetalen.

De kantonrechter overwoog dat eiser niet had aangetoond dat gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen. De rechter benadrukte dat een minnelijke regeling alleen tot stand kan komen als alle schuldeisers akkoord gaan, wat in dit geval niet was gebeurd. Eiser had ook geen recht op een regeling waarbij slechts 4,5% van de schulden zou worden voldaan, en hij had geen gebruik willen maken van de WSNP. De rechter concludeerde dat de vordering van eiser niet kon worden toegewezen, en dat hij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld.

De beslissing van de kantonrechter was om de vordering van eiser af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 4813419 / 16-876

vonnis van de kantonrechter d.d. 19 oktober 2016

in de zaak van

[eiser 1] en

[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
verder te noemen: [eiser 3] ,
gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
t e g e n :

[gedaagde] ,

handelend onder de naam
[bedrijf gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

het verdere verloop van de procedure

Na het tussenvonnis van 16 maart 2016 is de procedure als volgt verlopen:
- mondelinge behandeling van 30 mei 2016,
- nadere akten.

de beoordeling van de zaak

1. [eiser 3] heeft op 1 november 2011 een overeenkomst van opdracht (tot bemiddeling van een saneringsplan en mogelijk het maken van een verzoekschrift ten behoeve van toelating tot de WSNP) gesloten. Het doel van de schuldhulpverlening was om middels het minnelijke traject een schuldenregeling te treffen met de schuldeisers. Indien dat niet zou lukken zou [gedaagde] een verzoek WSNP opstellen en indienen bij de rechtbank. In de inventarisatiefase is een schuldenlast van € 47.612,25 vastgesteld. [gedaagde] heeft in januari 2012 schuldeisers aangeschreven en hen gevraagd of ze akkoord gingen met een regeling waarbij 4,5% van de schulden zou worden voldaan. In december 2012 heeft [eiser 3] laten weten dat er sprake was van een vergeten schuld aan De Smet van ongeveer € 2.400,00 en dat hij afzonderlijk afspraken had gemaakt, waaronder een maandelijkse afbetaling van € 75,00. Hij heeft gevraagd of deze schuld in de regeling kan worden meegenomen. Niet alle schuldeisers hebben ingestemd met de aangeboden regeling. Zo heeft D. van de Poppe van Atradius laten weten dat hij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling. Ook Eos Nederland heeft namens Pabo Postorder B.V. en namens Bon Prix laten weten niet akkoord te gaan. De Smet is niet akkoord met de voorgestelde regeling. Station [woonplaats] is evenmin akkoord gegaan. [gedaagde] heeft in mei 2012 voorgesteld dat hij aan de slag zou gaan met het opstellen van een dwangakkoord WSNP verzoek. [eiser 3] heeft laten weten dat hij niet akkoord ging met een aanvraag WSNP. Bij brief van 9 december 2013 heeft [eiser 3] de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden en [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor alle schade die [eiser 3] door het handelen van [gedaagde] heeft geleden en zal lijden.
2. [eiser 3] vordert om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. Hij heeft daartoe gesteld dat hij voortdurend aan het lijntje werd gehouden door [gedaagde] . Hij stelt schade te hebben geleden doordat het minnelijk traject is mislukt en hij zelf de schuldeisers heeft betaald. Hij stelt dat hij van zijn schulden aan diverse schuldeisers in totaal € 25.398,11 heeft afbetaald. Dat bedrag moet vergoed worden door [gedaagde] omdat door toedoen van [gedaagde] het minnelijk traject is mislukt.
3. [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
4. De kantonrechter overweegt als volgt. [eiser 3] grondt zijn vordering op de stelling dat het minnelijk traject door toedoen van [gedaagde] is mislukt. Hij heeft echter niet gesteld wat [gedaagde] gedaan of nagelaten zou hebben waardoor dat traject niet het door hem gewenste resultaat heeft gehad. [gedaagde] heeft terecht gesteld dat schuldeisers niet verplicht zijn om mee te werken aan de minnelijke regeling. Een dergelijke regeling kan alleen tot stand komen indien alle schuldeisers daaraan meewerken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat dat niet het geval was. Niet gebleken is dat het niet tot stand komen van die regeling aan [gedaagde] te wijten is. De stelling dat [gedaagde] niet voortvarend zou hebben gehandeld en niet tijdig heeft gereageerd op e-mails van [eiser 3] kan zonder nadere toelichting, welke toelichting ontbreekt, niet tot de conclusie leiden dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst. Anders dan [eiser 3] lijkt te stellen heeft hij geen recht op een minnelijke regeling waarbij slechts 4,5 % van de schulden zou worden voldaan. Indien een schuldeiser om welke reden dan ook niet akkoord gaat, komt er geen minnelijke regeling tot stand en is het verzoek om toegelaten te worden tot de WSNP de volgende stap. [eiser 3] wenste echter geen gebruik te maken van de WSNP. De gevolgen daarvan, namelijk dat hij zijn schulden moet betalen (en een aanzienlijk deel van zijn schulden kennelijk ook kón betalen) kan hij niet afwentelen op [gedaagde] . De vordering van [eiser 3] strandt reeds op grond van hetgeen hierboven is overwogen, zodat de overige verweren van [gedaagde] geen bespreking meer behoeven.
5. [eiser 3] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Aangezien de gemachtigde van [gedaagde] niet is aan te merken als een professionele gemachtigde worden de salariskosten begroot op nihil.

de beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser 3] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktobert 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.