ECLI:NL:RBZWB:2016:6562

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
02/700114-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens vechtpartij met mes in Bruinisse

Op 15 juli 2016 vond er een vechtpartij plaats in Bruinisse tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte met een mes het slachtoffer in de hals heeft gestoken. De verdachte, die eerder die avond had gedronken, kwam terug naar de vechtpartij en gebruikte het mes uit noodweer, aldus zijn verklaring. Het slachtoffer liep ernstige verwondingen op, waaronder een diepe snijwond in de hals en het oor, wat leidde tot een aanzienlijke bloedverlies. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De verdediging voerde aan dat er geen opzet was en dat de verdachte zich in een noodsituatie bevond, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade van het slachtoffer, die een schadevergoeding van € 3.799,11 had gevorderd, waarvan een deel werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700114-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [datum en plaats] .,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg, locatie Torentijd,
te 4337 PE Middelburg, Torentijdweg 1,
raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 oktober 2016 waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[initialen 1] [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door die [slachtoffer] met een
mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, in de nek/hals te steken/snijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [initialen 1] [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
door die [slachtoffer] met een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, in het
oor en/of de nek/hals te steken/snijden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
[initialen 1] [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een mes, althans een
dergelijk scherp voorwerp, in het oor en/of de nek/hals te steken/snijden,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] pijn heeft ondervonden en/of letsel heeft
bekomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit -in de primaire variant- heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. De raadsman voert daartoe aan dat geen sprake is van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het doden van [slachtoffer] dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan hem. Hierdoor kan zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen. Hij refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman voert subsidiair aan dat, mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen, sprake is van noodweer dan wel noodweerexces.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[initialen 1] ( [voornaam] ) [slachtoffer] verklaart in zijn aangifte dat hij op 15 juli 2016 samen met zijn vriendin [naam vriendin] naar de visserijdagen in Bruinisse is gegaan. De ex-partner van [naam vriendin] , verdachte, was daar ook aanwezig. [slachtoffer] verklaart dat hij zag dat [naam vriendin] en verdachte aan het bekvechten waren en dat hij er vervolgens tussen kwam. Ze raakten meteen in gevecht. Er zijn wat klappen over en weer gevallen en verdachte is hierna weggelopen. [slachtoffer] zag verdachte vervolgens even niet meer (zo’n tien minuten), totdat hij opeens achter hem stond. Hij voelde een klap op zijn linkeroor. [slachtoffer] draaide zich om en vervolgens doken er al een aantal omstanders bovenop verdachte. [slachtoffer] vermoedde dat hij en verdachte nog wel op de grond terecht zijn gekomen. Hij heeft verdachte van zich af geduwd. Nadat verdachte weg is gegaan, heeft [naam vriendin] 112 gebeld. [slachtoffer] is met de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis vertelde ze hem dat zijn oorschelp horizontaal door midden is gesneden. De snee zit gedeeltelijk in zijn hals. Er zitten zeven hechtingen in. [1] Op 25 juli 2016 verklaart [slachtoffer] ten overstaan van de politie dat door de arts ook nog een kras op zijn rug, tussen zijn schouderbladen, van ongeveer 10 tot 12 centimeter was gezien. [2]
Uit de door het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis verstrekte informatie over het letsel van [slachtoffer] blijkt dat hij veel bloed heeft verloren. De snijwond in diens oor reikte diep tot in de antehelix en had een V-vormig uiteinde in de oorschelp. Het kraakbeen was zichtbaar. [3] Voorts is sprake van een V-vormige snijverwonding in de hals [4] . In een aanvullende brief van het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis wordt gerelateerd dat het natuurlijk zo is dat als steekwonden in de hals dieper penetreren er een grote kans bestaat op het fataal aflopen van de verwonding, dit omdat zich in de hals de grote hals bloedvaten bevinden. De betreffende bloedvaten zijn wat meer anterieur gelegen, maar evengoed is in dit geval sprake van een reëel gevaar. [5]
Getuige [naam vriendin] verklaart dat zij, nadat verdachte wegliep van de eerste vechtpartij, van [getuige] hoorde dat verdachte een mes ging halen. Vervolgens zag ze dat verdachte weer aan kwam lopen. Hij maakte een soort omtrekkende beweging en liep in een bocht om hen heen. Kennelijk wilde hij [slachtoffer] vanaf de achterzijde benaderen. Ze begonnen weer met vechten. Het initiatief om te vechten kwam van verdachte, hij viel [slachtoffer] aan. [6] Getuige [getuige 2] verklaart dat hij zag dat verdachte aan kwam lopen, rechtstreeks naar [slachtoffer] . Hij naderde hem aan de achterzijde. Hij zag vervolgens dat verdachte met zijn rechterhand hakkende bewegingen maakte. Verdachte had zijn hand boven zijn hoofd en bewoog zijn hand meerdere keren naar beneden. [getuige 2] zag meteen na de bewegingen bloed stromen bij [slachtoffer] . Hij heeft gezien dat verdachte een mes in zijn hand had, hij zag namelijk iets onder de hand van verdachte uitsteken dat volgens hem een mes was. [7] Getuige [initialen 2] [getuige 3] verklaart dat hij eerst getuige was van de eerste vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte liep hierna weg. [getuige 3] hoorde vervolgens van [getuige] dat verdachte een mes was gaan halen. Kort daarop zag hij verdachte recht naar [slachtoffer] rennen. Vervolgens maakte hij een zwaaibeweging naar [slachtoffer] . Direct hierop zag [getuige 3] het bloed uit het hoofd van [slachtoffer] stromen. Hij heeft geen mes gezien, maar gelet op de verwondingen moet er volgens hem wel sprake geweest zijn van een mes. [8]
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij ruzie kreeg met [slachtoffer] . Hij liep vervolgens weg en is weer teruggekomen. Hierna is weer een vechtpartij ontstaan. Hij heeft een mesje dat hij al bij zich had gebruikt op het moment dat hij op de grond lag. Dit was uit noodweer, aldus verdachte. Nadat verdachte het mesje gebruikte, is de vechtpartij gestopt en is hij weggegaan. Hij heeft vervolgens het mesje in een straatkolk gegooid. [9] Verbalisant [naam] verklaart dat hij verdachte na diens voorgeleiding hoorde zeggen:
(..) [voornaam] is de nieuwe vriend van mijn ex, ik krijg nog 200 euro van haar. Hij bemoeit zich ermee, dat moet hij niet doen. Ik heb nu gedronken. Ik drink normaal nooit. Ik ben helemaal losgegaan op hem, ik had beloofd dat ik hem zou pakken en dat heb ik gedaan (..) [10]
Naast de straatkolk waarin later een mes is aangetroffen [11] , werden vier passieve bloedspatten aangetroffen. Deze bloedstoffen werden bemonsterd en veiliggesteld onder SIN-nummer AAIZ1407NL. [12] Het DNA-profiel hieruit kan afkomstig zijn van [slachtoffer] . De matchkans hierop is kleiner dan één op één miljard. [13]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 15 juli 2016 te Bruinisse opzettelijk in de hals van [slachtoffer] heeft gesneden.
Poging tot doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte, door [slachtoffer] in zijn hals te snijden met een mes, heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven en dus of sprake is van een poging tot doodslag zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt in dat verband dat verdachte met een mes in de hals van [slachtoffer] heeft gesneden. Door het mes te pakken en in de hals van [slachtoffer] te snijden zoals verdachte heeft gedaan, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de hals een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is waarin zich onder meer belangrijke (slag)aderen bevinden en dat een verwonding aan dergelijke vitale delen zeer levensbedreigend kan zijn en gemakkelijk tot de dood van een persoon kan leiden. Daarbij komt ook dat verdachte had gedronken en dat het aannemelijk is dat hij in de hectiek van de vechtpartij geen gecontroleerde bewegingen meer kon maken. Het handelen van verdachte was naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het gevolg dat hij [slachtoffer] dodelijk zou verwonden, dat verdachte dit gevolg bewust heeft aanvaard en op de koop heeft toegenomen. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte opzet -in de zin van voorwaardelijk opzet- had op het overlijden van [slachtoffer] en dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op
of omstreeks15 juli 2016 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[initialen 1] [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door die [slachtoffer] met een
mes,
althans een dergelijk scherp voorwerp,in de
nek/hals te
steken/snijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid en de schulduitsluiting

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte, na de start van de tweede vechtpartij, zich niet meer kon onttrekken aan een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] doordat deze bovenop hem op de op grond lag en dat verdachte op dat moment [slachtoffer] heeft gesneden. Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank evenwel vast dat verdachte, toen hij de tweede confrontatie met [slachtoffer] zelf opzocht en aanging, direct [slachtoffer] heeft gesneden. Van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf was dus geen sprake. Het beroep op noodweer strandt dan ook om die reden en het beroep op noodweerexces eveneens.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Geheel subsidiair is door de raadsman verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aansluiting te zoeken bij de straffen die recent in soortgelijke zaken door de rechtbank Zeeland-West-Brabant zijn opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft [slachtoffer] met een mes in diens hals gestoken. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven langdurig gevoelens van angst, onrust en onveiligheid kunnen ondervinden. [slachtoffer] wordt daarnaast dagelijks geconfronteerd met de lichamelijke gevolgen van het geweldsdelict. Uit het door [slachtoffer] ingevulde schade onderbouwingsformulier blijkt dat sprake is van littekens aan zijn oor, hals, rug en been. Daarnaast is zijn gehoor door het delict verslechterd.
De rechtbank houdt voorts rekening met de houding van verdachte ten tijde van het delict. Hij had de mogelijkheid om zich te onttrekken aan de vechtpartij, maar heeft er welbewust voor gekozen om de confrontatie met [slachtoffer] weer op te zoeken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank verder rekening met het uittreksel Justitiële Documentatie ten name van verdachte van 15 juli 2016 waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor het plegen van geweldsdelicten. De rechtbank slaat ook acht op de straffen die in soortgelijke zaken in Nederland worden opgelegd.
Ook betrekt de rechtbank bij de straftoemeting de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens de zitting. Door verdachte is naar voren gebracht dat hij alleen woont, geen baan heeft en een uitkering ontvangt. De raadsman van verdachte heeft hier nog aan toegevoegd dat het de laatste jaren beter met verdachte ging. Verdachte heeft zijn leven op de rit en zijn eerdere schulden zijn allemaal voldaan.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank legt dan ook aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [initialen 1] [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.799,11.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 404,00 (eigen risico en pleisters) ter zake van materiële schade en tot een bedrag van € 2.500,00 ter zake van immateriële schade een rechtsreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de gevraagde wettelijke rente.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt nu het schade onderbouwingsformulier geen (voldoende) onderbouwing bevat voor de schadeposten inkomensderving en kleren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: Poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen 1] [slachtoffer] van € 2.904,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [initialen 1] [slachtoffer] € 2.904,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 39 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.M. Hopmans, voorzitter, mr. K.M. de Jager en mr. H.E. Goedegebuur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s van eindproces-verbaal 1 betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Districtsrecherche Middelburg, proces-verbaalnummer 2016182105, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 181. Wanneer wordt verwezen naar bijlagen van eindproces-verbaal 2 betreffen dit de bijlagen van het dossier van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Diens Regionale Recherche (ZB), proces-verbaalnummer PL2000-2016182105-63.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2016, pagina 114, derde alinea, van eindproces-verbaal 1.
3.De brief van [naam arts] , KNO-arts van Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis van 12 september 2016, bijlage 1 van eindproces-verbaal 2.
4.De SEH-beoordeling van [naam arts 2] , arts in Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis van 15 juli 2016, kopje ‘lichamelijk onderzoek’, in de bijlage bij bijlage 1a van eindproces-verbaal 2
5.De brief van [naam arts] , KNO-arts van het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis van 12 september 2016, laatste alinea van bijlage 1a van eindproces-verbaal 2.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam vriendin] van 15 juli 2016, pagina 143, laatste alinea, en pagina 144, eerste alinea, van eindproces-verbaal 1.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 15 juli 2016, pagina 155, laatste alinea, van eindproces-verbaal 1.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [initialen 2] [getuige 3] van 15 juli 2016, pagina 159, tweede alinea, van eindproces-verbaal 1.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2016.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2016, pagina 66, tweede en derde alinea, van eindproces-verbaal 1.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek van 5 augustus 2016, pagina 76, laatste alinea, van eindproces-verbaal 1.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek van 5 augustus 2016, pagina 78, vierde alinea, van eindproces-verbaal 1.
13.Het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Bruinisse op 15 juli 2016 van 15 september 2016, bijlage 2 van eindproces-verbaal 2.