Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
VONK PARTS AND MACHINING SERVICES B.V.,
[gedaagde]
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 juni 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 10 mei 2016
2.De feiten
[naam] was indirect bestuurder van gefailleerde.
De curator heeft de betalingen aan die laatst bedoelde vennootschappen bij brief van 25 september 2013 vernietigd op grond van art. 47 Faillissementswet en de betrokken vennootschappen en [naam] gesommeerd tot terugbetaling.
is via Tavo B.V. en P. Vonk Beheer B.V. (indirect) enig bestuurder en enig aandeelhouder van Vonk Process Automation B.V.
3.Het geschil
- Draaicentrum Machine Exploitatie B.V. en [naam] hoofdelijk tot betaling van
- Vonk Industrial Services B.V. en Vonk hoofdelijk tot betaling van € 17.906,78, inclusief rente en kosten,
- [naam] tot betaling van € 4.140,65 inclusief rente en kosten,
alles vermeerderd met de proceskosten.
- aan Draaicentrum Machine Exploitatie B.V. op diverse data totaal € 102.396,50;
- aan Vonk Industrial Services B.V. op twee data totaal € 16.412,23;
- aan Vonk Process Automation B.V. eenmalig € 744,61;
- aan Vonk Services Beheer B.V. eenmalig € 2.797,02.
4.De beoordeling
Onder art. 47 Fw vallen in ieder geval die betalingen die gedaan zijn vanaf de datum van aanvraag van het faillissement. De bestuurder van de betalende en van de ontvangende vennootschap was dezelfde persoon. De ontvangende vennootschap kan dus geacht worden geweten te hebben van de aanvraag van het faillissement. De vernietiging van die betalingen is terecht ingeroepen.
Het staat vast dat de crediteuren niet naar evenredigheid zijn betaald in de periode voor het faillissement. Het is niet betwist dat uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat selectief is betaald, in die zin dat niet alle crediteuren meedeelden in de door [naam] op de comparitie van partijen genoemde 50-50 verdeling van de in die periode door de vennootschap ontvangen betalingen. [naam] wist vanaf het moment dat het accountantsrapport van 5 juli 2013 was uitgebracht, dat de financiële situatie van de vennootschap slecht was en dat deze niet of slechts gedeeltelijk aan haar betalingsverplichting kon voldoen.
Voor de beoordeling van de onrechtmatigheid maakt de rechtbank een onderscheid naar de periode voor de faillissementsaanvraag en daarna. Tot aan de aanvraag heeft [naam] pogingen gedaan de vennootschap door middel van verkoop in stand te houden. Onder die omstandigheden is het begrijpelijk dat er betalingen worden verricht teneinde de levensduur van de vennootschap te rekken. Dat “eigen” vennootschappen daarin meedeelden is niet van belang, dat zijn ook crediteuren. De betalingen die in die periode zijn verricht oordeelt de rechtbank dus niet als onrechtmatig.
Dit is anders voor de periode vanaf de faillissementsaanvraag. Toen was duidelijk dat de vennootschap niet meer aan haar verplichtingen zou voldoen en mocht er niet selectief betaald worden. Door hiervoor toch opdracht te geven handelde [naam] onrechtmatig ten opzichte van crediteuren van de vennootschap. Hij is hiervoor dan ook persoonlijk aansprakelijk.
Voor wat betreft de hoofdelijkheid of vorderingen op [naam] privé vallen de vorderingen op basis van betalingen in juli er buiten. Dat is met betrekking tot Draaicentrum Machine Exploitatie B.V. € 45.115,96 zodat in hoofdsom resteert € 57.280,54, Vonk Industrial Services B.V. € 8.097,70 zodat in hoofdsom resteert € 8.314,53, en [naam] privé
Voor het overige zijn de vorderingen niet bestreden zodat de rechtbank deze zal toewijzen.
Gedaagden die grotendeels in het ongelijk worden gesteld, worden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden als volgt begroot:
griffierechten € 1.519,00
salaris advocaat € 2.842,00 ( 2 x € 1.421,00)
5.De beslissing
veroordeelt Draaicentrum Machine Exploitatie B.V. tot betaling aan eiser van
- bepaalt dat van dit bedrag [naam] hoofdelijk aansprakelijk is tot een bedrag van
- bepaalt dat van dit bedrag [naam] hoofdelijk aansprakelijk is tot een bedrag van
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en begroot op € 4.442,44;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.