In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2016, werd het beroep van eiseres, een stichting, gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, dat een subsidie voor nieuwe zorglocaties had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke grondslag voor de subsidieverlening te vinden was in de Algemene Subsidieverordening Vlissingen 2012 en niet in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank stelde vast dat de door het college gehanteerde weigeringsgrond niet onder de limitatief opgesomde weigeringsgronden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Verordening viel, waardoor het college niet bevoegd was om de gevraagde subsidie te weigeren.
Het procesverloop begon met een subsidieaanvraag van eiseres voor het jaar 2015, die door het college in verschillende besluiten werd behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, en de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. De rechtbank gaf het college de opdracht om binnen drie maanden na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij het de eerdere besluiten en de uitspraak in acht moest nemen. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.
De rechtbank benadrukte dat er geen nadere regels of beleidsregels waren vastgesteld over de subsidieverlening voor Wmo-zorg, en dat het college niet had aangetoond dat de weigering van de subsidie voor nieuwe locaties op een wettelijke basis berustte. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop gemeenten subsidies voor zorg verstrekken en de transparantie van hun besluitvorming.