Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Het verzoek en het tegenverzoek
3.De beoordeling
“17.1 Behoudens vooraf verkregen toestemming van de werkgever, is het de werknemer verboden om tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst, direct of indirect:
“Zaterdag (toevoeging kantonrechter: 30 april 2016) zijn wij vroeg begonnen met 15 personen en hebben we voortvarend de zaken aan willen pakken. Helaas werd de druk te groot, en dat snap ik, en dan is er een zondebok nodig. Hierdoor ontstond deze situatie. Teveel zaken op het laatste moment, (…) Om met [verzoeker] (toevoeging kantonrechter: [verzoeker]) mee te gaan, die even rust in de organisatie uitsprak, laat CSU het morgen dan maar opknappen (…) We zullen met onze schoonmaaksters gaan zitten om uitvoerig uit te leggen hoe zij hun werk goed kunnen doen om een goed vervolg te geven (…) Ik ga er nog steeds vanuit dat dit dan maar de opstart perikelen zijn en dat dit er even bij hoort , maar dat we dit als 1 team gaan oplossen en hier over een paar weken met een glas bier over kunnen lachen en dat het vertrouwen in elkaar terug komt om zo verder te kunnen gaan ook met diverse andere grote ontwikkelingen die nu gaande zijn.”[verzoeker] heeft dit mailbericht op 2 mei 2016 doorgezonden naar [aandeelhouder 2] en [aandeelhouder].
“Wij zijn als eigenaren van Hotel Nassau Breda uitermate onplezierig verrast door de recente perikelen in casu de schoonmaak van het hotel. Wij zijn de mening toegedaan, dat onder welke omstandigheid dan ook, het zomaar wegsturen van een contractueel gebonden partij, niet past binnen ons morele kompas. (…)Ik neem op dit punt dan ook de regie even over. Ik en mogelijkerwijs Adrie (toevoeging kantonrechter: [aandeelhouder]) zijn om 11.00 deze ochtend in Breda. Natasja (toevoeging kantonrechter: werkzaam bij [schoonmaakbedrijf]), ik stel voor dat jij ook komt en vanzelfsprekend ook de mensen van je organisatie welke je er graag bij hebt. Ook Gilles (toevoeging kantonrechter: [office manager]) en [verzoeker] verzoek ik hiervoor beschikbaar te zijn. Laten we proberen dit in rust en redelijkheid bespreekbaar te maken en te komen tot een voor partijen werkbare oplossing.”
“(…) Vandaag om 11 uur heb ik [schoonmaakbedrijf] uitgenodigd in Breda om te praten over de ontstane situatie met betrekking tot de schoonmaak (…)Ik ga ervan uit dat je je hierin vandaag coöperatief opstelt. Mocht je dat niet om moverende redenen niet lukken, moet ik gaan overwegen je even een paar dagen vrij te geven”.
“1. Het uit het hotel zetten van de crew van [schoonmaakbedrijf] onder achterlating van hun schoonmaakmiddelen en –spullen (…)2. Bovenmatig alcohol gebruik, althans het wekken van de indruk bovenmatig veel alcohol te hebben genuttigd, tijdens het openingsfeest van het hotel Nassau te Breda (…)3. Uw laatdunkende houding over de heren [aandeelhouder] en [aandeelhouder 3] in het bijzonder en/of de aandeelhouders van cliënte. (…)4. (…) genoemde houding absoluut niet General Manager-waardig is en bovendien absoluut onacceptabel. (…)5. (…) Cliënte werd geconfronteerd met het ene na het andere issue dat medewerkers met u zouden hebben. (…)6. Ook is cliënte geconfronteerd met uw wel zeer beperkte aanwezigheid in Hotel Nassau: de plaats waar de werkzaamheden uitgevoerd dienden te worden. (…).7. Medewerkers hebben zich erover beklaagd te zijn weggestuurd omdat u bezig was met uw eigen belastingaangifte. (…).8. U overtreedt het verbod op nevenwerkzaamheden. (…).9. Ook uw houding na de op non-actiefstelling is voor cliënte reden voor ontslag op staande voet. (…).De punten 1 tot en met 9 in combinatie met hetgeen hiervoor is gesteld, vormen op zichzelf, maar ook in onderlinge samenhang bezien, voldoende dringende reden(en), om de arbeidsovereenkomst met u niet langer te laten voortduren”.
“Wij zullen met onze schoonmaaksters gaan zitten om uitvoerig uit te leggen hoe zij hun werk goed kunnen doen om een goed vervolg te geven en doen zij dat niet goed, dan zullen ze vervangen worden. Daarnaast zullen wij wel meer focus leggen op minimaal Engels sprekende schoonmakers, maar schoonmaken op zich is een wereldtaal, echter bij zo een hectische oplevering is het niet handig en flexibel gebleken, iets wat [schoonmaakbedrijf] zich mag aanrekenen”.Gezien het vorenstaande kan dus niet worden gesteld dat [verzoeker] handelde tegen het belang van het bestuur van Odyssey. Odyssey stelt nog dat [verzoeker] in strijd met een instructie en zonder vooroverleg [schoonmaakbedrijf] heeft weggestuurd. Daargelaten dat zij niet stelt om welke instructie het dan zou gaan heeft hij binnen zijn takenpakket van General Manager van Hotel Nassau gehandeld. Daarbij komt dat hoewel Odyssey [verzoeker] heeft uitgenodigd voor een gesprek met alle partijen op 3 mei 2016, hem niet meer heeft toegelaten tot dit gesprek en onmiddellijk op non-actief is gesteld, zodat [verzoeker] zijn beslissing tegenover [schoonmaakbedrijf] en de aandeelhouders van Odyssey niet meer heeft kunnen toelichten. Dit punt kan geen dringende reden opleveren.
“(…) Dit heeft ons die dag hogelijk verbaasd en dit, gecombineerd met het overvloedig nuttigen van alcohol houdende drank door de heer [verzoeker], riep wij ons ernstige vraagtekens bij de functionaliteit van hem”.In het verweerschrift stelt Odyssey voorts dat [bouwbedrijf] zich over het nuttigen van alcohol bij Odyssey heeft beklaagd. Ter zitting heeft [verzoeker] onweersproken aangevoerd de betreffende avond niet te veel alcohol te hebben genuttigd en bovendien niet te hebben gesproken met [Q]. Gezien deze gemotiveerde betwisting van [verzoeker], lag het op de weg van Odyssey om haar standpunt nader te onderbouwen. De enkele verklaring van Van de Meerakker is hiervoor niet afdoende. Bovendien zou indien wel zou zijn komen vast te staan dat [verzoeker] overvloedig alcohol had gebruikt een waarschuwing op zijn plaats zijn geweest in plaats van direct tot een ontslag op staande voet over te gaan. Ook dit punt kan dus niet als dringende reden aan het ontslag ten grondslag worden gelegd.
“Cliënte is tot de ontdekking gekomen dat u via de door u gecontroleerde vennootschap [vennootschap] bestuurder bent van de besloten vennootschap Erropa B.V. Deze laatstgenoemde vennootschap exploiteert het aan het Wilhelminaplein 3 te Eindhoven gelegen Hotel [Y]. Zoals blijkt uit de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bent u sinds 18 december 2015 bestuurder van Erropa geworden. U heeft hiervoor geen toestemming gevraagd aan cliënte, laat staan verkregen. Daarmee overtreedt u het verbod op nevenwerkzaamheden (…)”
“Op jouw verzoek bevestig ik dat jij voor aanvang van de arbeidsovereenkomst in Breda mij op de hoogte hebt gesteld van de lopende nevenactiviteiten in o.a. Eindhoven, Den Haag en Nuenen. In december 2015 hebben wij een aantal projecten besproken, waaronder Luciferterrein en [Y]. Deze projecten vielen toen onder het bepaalde in de arbeidsovereenkomst”.Ook wijst [verzoeker] op een krantenartikel, waarin is vermeld:
“Het hotel komt in handen van drie Eindhovense investeerders: [verzoeker] , [investeerder] en [investeerder]. “Wij hebben meer dan twintig jaar hotelervaring, maar gaan het hotel niet zelf runnen, (…)”Voorts heeft [verzoeker] ter zitting aangevoerd dat hij voor een constructie heeft gekozen voor [Y] waarin zijn papieren worden gebruikt voor de exploitatie, maar het bedrijf door [investeerder] wordt gerund. Het was een bestaand hotel waarvan [verzoeker] de inventaris heeft overgenomen. Hij heeft er een bedrag van € 10.000,- in geïnvesteerd maar is niet betrokken bij de exploitatie. Hij heeft [aandeelhouder 2] hierover geïnformeerd, nadat [aandeelhouder 2] hem hierover nog vragen heeft gesteld omdat [aandeelhouder 2] “op zijn nek werd gezeten” door [aandeelhouder 3] , die er zeker van wilde zijn dat [verzoeker] niet bij de exploitatie betrokken was. [aandeelhouder 2] heeft laten weten aan [verzoeker] dat hij op deze manier met [Y] kon doorgaan.
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013-2104, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever. Daarnaast kan een aanspraak op ten onrechte niet genoten loon worden verdisconteerd in de billijke vergoeding (zie: Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 7, pag. 55 en Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 92).
€ 471,00 aan griffierechten en € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verzoeker].