Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
verder te noemen: [verzoekster 1],
1.Het procesverloop
2.De feiten
De verzekeringsarts komt tot de conclusie dat de sociaal-medische begeleiding tijdscontingent is conform de richtlijn van de NVAB. Nader overleg over de re-integratie met de behandeld sector is echter achterwege gebleven. In dat nader overleg had bezien kunnen worden wat de beste aanpak voor werknemer zou zijn, zowel qua activering als herstelbehoefte. De verzekeringsarts komt daardoor tot de conclusie dat de sociaal-medische begeleiding niet volledig adequaat is geweest. […] Hierdoor zijn de door de werkgever uitgevoerde re-integratie inspanningen niet voldoende. […]”
“volledige werkhervatting per 18-04-16”(productie 3 verzoekschrift).
“Ziekmelding per vandaag niet akkoord, blijft hersteld staan per 25-04-2016”(productie 3 verzoekschrift)
.
U wordt verzocht per ommegaande het werk weer op te pakken, doch uiterlijk 30 april 2016. Indien u dit nalaat dreigt er een ontslag op staande voet door de werkgever”.
- Op 7 juni 2016 is het deskundigenoordeel van het UWV ontvangen, waarin wordt geoordeeld dat de werkgever onvoldoende meewerkt aan de re-integratie van [verzoekster 1]. Voor de motivering daarvan wordt verwezen naar de rapportage van gecertificeerd registerarbeidsdeskundige dhr. J. Wieman van 26 mei 2016. In deze rapportage is onder meer vermeld: “[…]
De verzekeringsarts, de heer G. Hoogsteen heeft het geactualiseerde medische dossier bestudeerd. De verzekeringsarts komt tot de conclusie dat de sociaal-medische begeleiding onvoldoende is. Ten opzichte van het Deskundigen oordeel van maart 2016 blijkt dat er niets is opgelost. De casus is in de vicieuze cirkel van geschiktheidsverklaring – ziekmelding – geschiktheidsverklaring beland, waardoor de problemen zijn verdiept. De belangrijkste stagnerende factor (frustratie over de re-integratie en boosheid) worden niet uitgewerkt. De verzekeringsarts vindt het onwaarschijnlijk, gelet op de medische voorgeschiedenis en de verwijzing naar de nieuwe behandelaar, dat werknemer geen medische beperkingen heeft ten gevolge van ziekte of gebrek. Het blijft van belang dat werknemer wordt aangesproken op haar herstelgedrag. […] Het is onwaarschijnlijk dat er op 30 april 2016 geen sprake is van medische beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek
5.De beoordeling
“De verzekeringsarts vindt het onwaarschijnlijk, gelet op de medische voorgeschiedenis en de verwijzing naar de nieuwe behandelaar, dat werknemer geen medische beperkingen heeft ten gevolge van ziekte of gebrek”.