4.2De vraag waarvoor de rechtbank zich thans gesteld ziet is of er sprake is van moord of doodslag.
- Inleiding
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
- Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht moord bewezen.
- Het scenario van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 10 augustus 2015 van plan was om zelfmoord te plegen voor de ogen van zijn ex-vriendin [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] . Hij is naar eigen zeggen, toen hij met zijn auto achter de auto van [voornamen slachtoffer] is gaan staan, uitgestapt met het wapen in zijn handen en naar de auto waar [voornamen slachtoffer] op dat moment in zat, gelopen. Links van haar auto is hij op enige meters afstand stil gaan staan. Hij heeft toen het vuurwapen onder zijn kin gezet. Volgens verdachte deed [voornamen slachtoffer] toen haar duim omhoog en maakte een gebaar alsof ze wilde zeggen: “Doe het maar.” Vervolgens is er iets bij hem geknapt. Hij kwam in een waas en heeft toen kennelijk op [voornamen slachtoffer] geschoten.
Verdachte ontkent [voornamen slachtoffer] met voorbedachten rade te hebben gedood.
- Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende vast.
Door [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] en [getuige 2] werden al langere tijd voorafgaande aan het gebeuren op 10 augustus 2015 telefoongesprekken en WhatsApp-gesprekken opgenomen. Deze gesprekken zijn bewaard gebleven en zijn toegevoegd aan het dossier. In een gesprek op 2 augustus 2015 heeft [voornaam getuige 2] tegen [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] gezegd: “...
hij zei ik ga een ding kopen, ik ga mijn auto verkopen, ik ga een ding aanschaffen en ik knal [voornamen slachtoffer] neer, leg [getuige 4] neer en daarna mezelf neer.....”.Uit de context van dit gesprek maakt de rechtbank op dat met “hij” verdachte wordt bedoeld.
Op 3 augustus 2015 heeft [voornaam getuige 2] met [getuige 3] gebeld. [voornaam getuige 2] heeft in dat gesprek gezegd dat [verdachte] zijn auto weg wilde doen, een pistool wilde kopen en [voornamen slachtoffer] en [getuige 4] neer wilde knallen. [voornaam getuige 2] heeft gezegd dat het een serieuze bedreiging is.
Op 9 augustus 2015 omstreeks 17.40 uur (
de rechtbank concludeert uit de context van dit gesprek dat dit gesprek op 10 augustus 2015 omstreeks 17.40 uur was) heeft [voornaam getuige 2] naar het telefoonnummer van verdachte gebeld. Zij kreeg een vrouw aan de lijn en zij vertelt die vrouw dat verdachte had gezegd “ik pak ze echt, als ik naar beneden ga, gaat zij met me mee” en hij heeft haar neergeknald.
Op 10 augustus 2015 omstreeks 21.32 uur heeft [voornaam getuige 2] gebeld met een collega. Zij heeft verteld dat verdachte [voornamen slachtoffer] heeft dood geschoten. Volgens [voornaam getuige 2] had verdachte gisteravond gezegd dat hij een pistool ging kopen en dat het dan klaar was. Hij zou iedereen naar beneden trekken. [voornaam getuige 2] heeft gezegd dat het er dik in zit dat verdachte iedereen wat aan gaat doen en dan zichzelf.
In de elektronische agenda (“calendar”) in de mobiele telefoon van verdachte stond op 10 augustus 2015 vermeld: “ [voornamen slachtoffer] vakantie voorbij”.
Verdachte heeft over de gebeurtenissen op 10 augustus 2015 verklaard dat hij eerst naar Tilburg was gereden omdat hij dacht dat [voornamen slachtoffer] die dag in het ziekenhuis in Tilburg zou werken. Toen hij merkte dat haar auto daar niet geparkeerd stond, is hij naar het ziekenhuis in Waalwijk gereden. Hij zag aldaar de auto van [voornamen slachtoffer] op het parkeerterrein bij het ziekenhuis staan. Hij is toen met zijn auto verderop in de wijk gaan staan. Even vóór 16.30 uur is hij weer vanuit de wijk richting ziekenhuis gereden. Het was volgens hem tegen 16.30 uur, omdat hij wist dat [voornamen slachtoffer] ook wel eens tot 16.30 uur werkte. Hij heeft toen zijn auto geparkeerd in een parkeervak, op een afstand van en met zicht op de personeelsuitgang van het ziekenhuis en met zicht op de auto van [voornamen slachtoffer] . Toen hij [voornamen slachtoffer] naar buiten zag lopen, is hij naar de parkeerplaats waar de auto van [voornamen slachtoffer] stond gereden.
Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen met daarop de demper, dat hij in zijn hand had toen hij op 10 augustus 2015 naar de auto van [voornamen slachtoffer] liep, een aantal dagen vóór 10 augustus 2015 had gekocht.
De verklaring van verdachte dat hij zijn auto heeft geparkeerd in een parkeervak met zicht op de auto van [voornamen slachtoffer] , die op de parkeerplaats van het ziekenhuis stond, wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 5] , die op 10 augustus 2015 omstreeks 16.44 uur op de Maylaan in Waalwijk liep. Hij zag toen op een parkeerplaats een blauwe auto staan met daarin een man met een getatoeëerde linker arm. Het betrof een blanke man van ongeveer 35 jaar. Omstreeks 17.15 uur kwamen ambulances en toen was die blauwe auto weg. De auto stond met de neus in de richting van het ziekenhuis.
Op de door de getuige [getuige 5] aangewezen parkeerplaats trof de politie drie filter sigarettenpeuken aan van het merk Marlboro. Deze peuken zijn opgepakt en veiliggesteld.
Deze peuken zijn vervolgens gewaarmerkt en voorzien van de SIN-nummers AAIE3810NL, AAIE3811NL en AAIV3327NL.
Het papier dat om de filter van de peuken zat is bemonsterd en onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek waarbij het DNA-profiel van verdachte is betrokken. Dit onderzoek gaf als resultaat dat het celmateriaal van de 3 bemonsteringen afkomstig kan zijn van het DNA-profiel van verdachte met een matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank leidt hieruit af dat de peuken afkomstig zijn van verdachte en dat hij op de parkeerplaats aan de Maylaan, voorafgaande aan het schietincident in elk geval 3 sigaretten heeft gerookt. Uit de verklaring van verdachte en van getuige [getuige 5] leidt de rechtbank voorts af dat verdachte in elk geval een half uur op de parkeerplaats aan de Maylaan geparkeerd heeft gestaan, voordat hij de parkeerplaats waar de auto van [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] stond, is opgereden.
De rechtbank stelt verder vast dat getuige [getuige 6] , de enige ooggetuige van het schietincident en tevens degene die de eerder genoemde 112-melding heeft gedaan, op 10 augustus 2015, minder dan twee uur na deze gebeurtenis, heeft verklaard dat de bestuurder van de auto op 10 augustus 2015, omstreeks 17.00 uur, uitstapte en met een getrokken wapen op de auto afliep waar die bestuurder achter stil was gaan staan. Die bestuurder had een pistool met een geluiddemper erop in zijn hand en schoot drie keer op de inzittende aan de bestuurderskant van dat voertuig.
Op 11 augustus 2015 heeft [getuige 6] zijn verklaring gepreciseerd. Hij heeft toen verklaard dat hij zag dat de bestuurder het pistool in zijn rechterhand had en dat pistool met zijn linkerhand ondersteunde. Toen de bestuurder naar de auto van het latere slachtoffer liep, zag hij dat de bestuurder het wapen redelijk ver gestrekt naar voren gericht hield. [getuige 6] heeft vervolgens verklaard: “
Toen reed ik ter hoogte, net voor de achterkant van zijn auto en ik zag dat de man bij de bestuurderskant van de auto stond waar hij achter tot stilstand was gekomen. Ik zag dat de man in de auto keek en vervolgens met twee handen gericht in de auto vuurde. Op dat moment zag ik de man aan zijn rechterkant waar hij het pistool vasthield.Ik zie die man voor dat raam staat er ik heb drie knallen gehoord en ik heb glas horen breken.“ en “
In mijn ogen zie ik hem kijken in de auto en zie ik hem een soort van draaien met zijn pistool in de auto en hoorde ik nog twee schoten. Er zat wat meer tijd tussen het eerste en tweede schot. Het tweede en derde schot kwam direct achter elkaar.” en “
Zijn houding van een beetje gebukt, het eerste schot was rechtdoor en daarna heeft hij zich en beetje gedraaid en loste nog twee schoten.” Voorts heeft [getuige 6] verklaard dat de bestuurder handschoenen droeg.
De raadsman heeft ten aanzien van de verklaringen van [getuige 6] aangevoerd dat hij achteraf dingen heeft gereconstrueerd en dat het goed mogelijk is dat hij heeft gemist dat verdachte het vuurwapen kort op zichzelf gericht heeft.
De rechtbank is hieromtrent van oordeel dat er geen reden is om te denken dat de hiervoor aangehaalde verklaringen van de getuige [getuige 6] “gereconstrueerd” zouden zijn. Deze verklaringen zijn immers vlak na het gebeuren afgelegd en zijn op belangrijke onderdelen gedetailleerd en consistent. Voorts worden met name de verklaring van 11 augustus 2015 over het aantal schoten en de wijze van schieten ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals het hiervoor genoemde sectierapport en de hierna nog te vermelden verklaring van [getuige] . Wat betreft de mogelijkheid dat [getuige 6] zou hebben gemist dat verdachte het wapen onder zijn kin heeft gezet, merkt de rechtbank op dat [getuige 6] op 19 november 2015, nadat blijkbaar in de krant had gestaan dat verdachte [eerst] het pistool op zijn kin had gezet voordat hij [voornamen slachtoffer] doodde, uit zichzelf naar de politie heeft gebeld met de mededeling dat dat een leugen was en dat verdachte helemaal niet het pistool op zijn kin heeft gezet. Volgens [getuige 6] was verdachte rechtstreeks naar de auto van [voornamen slachtoffer] gelopen met het wapen recht voor zich.
Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat [getuige 6] in zijn waarnemingen niets heeft gemist.
[getuige] heeft op 11 augustus 2015 omstreeks 20.40 uur een verklaring afgelegd. [getuige] heeft verklaard dat zij op maandagmorgen 10 augustus 2015 telefonisch contact heeft gehad met verdachte waarbij verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij misschien die dag nog naar haar zou komen. Die avond is verdachte naar haar woning gekomen. Hij heeft toen tegen haar gezegd dat hij [voornamen slachtoffer] had neergeschoten. Verdachte liet haar vervolgens een vuurwapen en een demper zien. Verdachte heeft haar verteld dat [voornamen slachtoffer] in haar eentje het ziekenhuis uit kwam lopen en in haar auto stapte. Hij had daar al geruime tijd staan wachten. Hij wist dat zij om 16.30 uur of 17.00 uur klaar was met werken. Hij heeft haar klemgereden en is uitgestapt. Vanuit de bestuurderskant heeft hij geschoten. De eerste kogel was langs haar nek af. Hij wist niet of deze kogel raak was. Hij dacht van wel maar dacht dat hij haar niet had gedood. De tweede kogel was door haar hoofd en toen was ze dood. Hij heeft een derde kogel afgevuurd, maar verdachte zei dat die eigenlijk niet nodig was. Hij zei dat bij de tweede kogel haar hoofd omlaag hing en dat ze dus al dood was. Verdachte had handschoenen aan toen hij had geschoten.
Verdachte heeft erkend dat hij op 10 augustus 2015 in de ochtend telefonisch contact heeft gehad met [getuige] en dat hij toen gezegd heeft dat hij die dag misschien naar haar toe zou komen.
Op het moment dat [getuige] haar verklaring op 11 augustus 2016 aflegde was nog geen gedetailleerde informatie bekend over de schietpartij, anders dan dat er op de auto van [voornamen slachtoffer] was geschoten en dat ze dood was. De details over de wijze van schieten die volgens [getuige] door verdachte aan haar zijn verteld, waren op dat moment nog niet bekend en het betreft derhalve daderinformatie. Deze informatie blijkt later ook naadloos overeen te komen met de inhoud van het sectierapport en de verklaring van ooggetuige [getuige 6] .
De rechtbank acht deze verklaring van [getuige] dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank merkt tevens op dat [getuige] níet heeft verklaard dat verdachte op de avond van 10 augustus 2015 tegen haar heeft gezegd dat hij zelfmoord wilde plegen voor de ogen van [voornamen slachtoffer] .
De rechtbank concludeert uit hetgeen hierboven is vermeld en overwogen, dat het scenario van verdachte, dat hij van plan was zelfmoord te plegen voor de ogen van [voornamen slachtoffer] , niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel en dat daarentegen contra-indicaties voor dit scenario aanwezig zijn. Hierbij overweegt de rechtbank tevens dat verdachte pas tijdens zijn 6e verhoor op 17 september 2015, dus ruim 5 weken na zijn arrestatie, met dit scenario is gekomen. Ook is het op 10 augustus 2015 (midden in de zomer) schieten met een vuurwapen met daarop een geluiddemper en met handschoenen aan de handen, moeilijk te verenigen met het idee om zelfmoord te plegen. Verdachte heeft daar geen bevredigende verklaring voor gegeven.
De rechtbank concludeert samenvattend:
- dat verdachte al vanaf 2 augustus 2015 aan [getuige 2] te kennen heeft gegeven dat hij een vuurwapen ging kopen en [voornamen slachtoffer] (en [getuige 4] ) van het leven ging beroven;
- dat verdachte op 10 augustus 2015 over een pistool met een daarop passende geluiddemper en 6 patronen beschikte;
- dat verdachte op maandagochtend 10 augustus 2015 met [getuige] had afgesproken om misschien die dag naar haar toe te komen en ook daadwerkelijk die dag in de avond nadat hij [voornamen slachtoffer] had doodgeschoten, naar haar toe is gegaan;
- dat verdachte wist dat de vakantie van [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] op 10 augustus 2015 was geëindigd;
- dat verdachte vanaf zijn woonplaats naar het werkadres van [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] is gereden;
- dat verdachte ongeveer een half uur geparkeerd heeft gestaan op een parkeerplek aan de Maylaan, vlakbij het parkeerterrein van het ziekenhuis waar [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] werkte, alwaar hij zicht had op haar auto;
- dat verdachte 3 sigaretten heeft gerookt op die parkeerplek;
- dat verdachte, op het moment dat [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] uit het ziekenhuis kwam gelopen, met hoge snelheid het parkeerterrein van het ziekenhuis is opgereden;
- dat verdachte de auto van [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] klem heeft gereden;
- dat verdachte toen hij uit zijn auto stapte en naar de auto van [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] liep het pistool met de geluiddemper in zijn hand(en) had en dat hij op dat moment handschoenen droeg;
- dat hij met het pistool gestrekt voor zich naar de bestuurderszijde van haar auto is gelopen en daar drie maal gericht heeft geschoten;
- dat [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] ten gevolge van die schoten is overleden.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank het door verdachte geschetste zelfmoordscenario niet aannemelijk geworden. Integendeel. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er bij verdachte sprake was van een vooropgezet plan om [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] te doden. Verdachte heeft op 10 augustus 2015, op diverse momenten de tijd en de gelegenheid gehad om op zijn voornemen terug te komen. Dat heeft hij niet gedaan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg [voornamen slachtoffer] [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.