ECLI:NL:RBZWB:2016:5844

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
5055571 OV VERZ 16-3533
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind met beoordeling van wilsbekwaamheid en benoeming van een professionele bewindvoerder

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 24 juni 2016, werd een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind behandeld. Het verzoek was ingediend door de rechthebbende, die op dat moment 62 jaar oud was en bij zijn dochter woonde. De rechthebbende gaf aan dat deze woonsituatie niet langer wenselijk was en dat hij in aanmerking wilde komen voor begeleid wonen in een tehuis, waarvoor onderbewindstelling een voorwaarde was. De kantonrechter beoordeelde de aangevoerde gronden voor onderbewindstelling en concludeerde dat er zowel lichamelijke als geestelijke redenen aanwezig waren die de rechthebbende tijdelijk of duurzaam niet in staat stelden om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Ondanks dat de rechthebbende gezondheidsklachten had, was er geen sprake van verkwisting of problematische schulden. De kantonrechter vond het verzoek tot onderbewindstelling gerechtvaardigd, vooral gezien het belang van de rechthebbende om te verhuizen naar het tehuis.

De kantonrechter wees op de onwenselijkheid van voorwaarden die door stichtingen worden gesteld voor toegang tot zorgvoorzieningen, en benadrukte dat de belangen van de rechthebbende voorop moeten staan. Uiteindelijk werd besloten om het bewind in te stellen over alle goederen van de rechthebbende en werd een professionele bewindvoerder benoemd. De beloning voor de bewindvoerder werd vastgesteld op € 519,40 exclusief BTW, en de beschikking werd ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open, dat binnen drie maanden na de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 5055571 OV VERZ 16-3533
beschikking d.d. 24 juni 2016 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind
van
[naam en adres rechthebbende].

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 3 mei 2016 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 2 juni 2016;
c. het op 3 juni 2016 door de griffie van de rechtbank ontvangen e-mailbericht van de voorgestelde bewindvoerder.
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van [naam en gegevens rechthebbende]
, onder gelijktijdige benoeming van [naam en adres bewindvoerder]
, tot bewindvoerder.
2.2
In voormeld verzoekschrift wordt melding gemaakt van het feit dat verzoeker, tevens rechthebbende (thans 62 jaar oud), op dit moment inwoont bij zijn dochter. Gezien de gezinssituatie bij de dochter is deze inwoning volgens rechthebbende niet meer langer wenselijk. In overleg met [maatschappelijk werk] , is een vorm van begeleid wonen aangevraagd bij [naam tehuis] . Rechthebbende heeft ook al op proef gewoond in voormeld [naam tehuis] . Dit is hem goed bevallen. Hij zou daar graag naar willen verhuizen. Het verzoekschrift vermeldt dat stichting [naam stichting] , waaronder [naam tehuis] valt, als voorwaarde stelt dat hij zich door de kantonrechter onder bewind laat stellen. Rechthebbende heeft dit ter zitting van 2 juni 2016 desgevraagd bevestigd. Rechthebbende heeft zelf geen bezwaar tegen deze voorwaarde omdat hij al eerder problemen heeft gehad met het doen van zijn financiële administratie.
2.3
In de -als bijlage bij het verzoekschrift- gevoegde brief van de heer [naam maatschappelijk werker] , maatschappelijk werker bij [maatschappelijk werk] , staat zakelijk weergegeven dat rechthebbende sinds de ontruiming van zijn toenmalige woning in 1999 inwonend is geweest bij zijn kinderen en dat hij thans inwoont bij zijn dochter en haar gezin. Nu hij daar niet langer kan verblijven is naar een oplossing gezocht. Er is behoefte aan verzorging. Er is een plaats gevonden in het [naam tehuis] van stichting [naam stichting] op voorwaarde dat door betrokkene onderbewindstelling wordt aangevraagd, aldus voormeld maatschappelijk werker.
2.4
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is naar het oordeel van de kantonrechter
nietvoldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van de geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is zelf ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Weliswaar heeft verzoeker wat gezondheidsklachten, te weten COPD, maar deze klachten maken niet dat hij als direct gevolg hiervan niet in staat zou zijn zelf zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van andersoortige lichamelijke en/of geestelijke klachten, als bedoeld in
artikel 1:431 Burgerlijk Wetboek (BW). Verkwisting dan wel het hebben van problematische schulden is ook niet aan de orde. Wel is er duidelijk sprake van een zorgbelang aan de zijde van rechthebbende.
2.5
De kantonrechter is (ambtshalve) bekend met het [naam tehuis] in Nederland. De stichting [naam tehuis] Nederland werd in 1986 opgericht. Er zijn thans een aantal projecten in Nederland, waaronder een project in [vestiging tehuis] . Verzoeker lijkt -voor zover de kantonrechter dit kan inschatten- wel tot de doelgroep voor een [naam tehuis] te behoren, zoals te lezen valt op [www - adres] .
2.6
De kantonrechter heeft tijdens voormelde terechtzitting aangegeven dat hij, strikt formeel, onvoldoende wettelijke grondslag ziet om tot een toewijzing van het verzoek te komen. De kantonrechter heeft ter zitting ook aangeven dat hij grote vraagtekens plaats bij de voorwaarde die kennelijk door of namens stichting [naam stichting] wordt gesteld om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening binnen het [naam tehuis] . Voormelde stichting gaat hiermee min of meer op de stoel van de kantonrechter zitten. De kantonrechter ziet dit steeds vaker. Er zijn ook veel gemeentes die aan de toelating tot de schuldensanering steeds vaker de voorwaarde stellen dat door betrokkene beschermingsbewind wordt aangevraagd. De kantonrechter ziet dit als een onwenselijke ontwikkeling. Het gaat niet aan om de direct betrokkenen op deze wijze “onder druk te zetten”.
2.7
In voormelde e-mail d.d. 3 juni 2016 van de voorgestelde bewindvoerder wordt melding gemaakt van het feit dat zij rechthebbende na de terechtzitting nog persoonlijk gesproken heeft. “Hij is zeer teleurgesteld en verwacht dat hij nu niet gebruik kan maken van de mogelijkheden bij stichting [naam stichting] . Het gaf hem de nodige stress, aangezien ook zijn dochter heeft aangegeven dat het zeer wenselijk is dat hij zelfstandig gaat wonen.” De bewindvoerder wijst op het sociale aspect en de mogelijkheid om bij eventuele gezondheidsklachten (COPD) direct gebruik te maken van de verzorging van stichting [naam stichting] . In de afgelopen jaren heeft rechthebbende regelmatig problemen gehad met zijn longen. Hij is via stichting [naam stichting] gerevalideerd. De voorgestelde bewindvoerder verzoekt de kantonrechter om dit in zijn definitieve beslissing mee te nemen.
2.8
De kantonrechter is -gelet op bovenstaande- van oordeel dat hij het onderhavige verzoek tot het instellen van een beschermingsbewind toch dient toe te wijzen. Van doorslaggevende betekenis acht hij hierbij dat het uiteindelijk het eigen verzoek is van rechthebbende om al zijn huidige en toekomstige goederen onder bewind te (laten) stellen. De belangen van rechthebbende dienen voorop te staan. Rechthebbende heeft er een groot belang bij te gaan wonen binnen het [naam tehuis] .
De enkele omstandigheid dat rechthebbende sinds 1999 steeds bij zijn familie heeft ingewoond, zegt ook veel over de mogelijkheden van rechthebbende. De kantonrechter zal het bewind instellen wegens de lichamelijke en geestelijke toestand van rechthebbende.
2.9
Ter zitting is de kantonrechter verder gebleken dat rechthebbende in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen. De rechthebbende wordt in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen.
2.1
Tegen de voorgestelde bewindvoerder zijn geen bezwaren gerezen.
2.11
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW).
2.12
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen
overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.13
Op grond van de bevoegdheid als omschreven in artikel 1:436 lid 3 BW bepaalt de kantonrechter dat de onderhavige beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan:
[naam en adres rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder: [naam en adres bewindvoerder] voornoemd;
stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
draagt de griffier op deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2016.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.