In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 24 juni 2016, werd een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind behandeld. Het verzoek was ingediend door de rechthebbende, die op dat moment 62 jaar oud was en bij zijn dochter woonde. De rechthebbende gaf aan dat deze woonsituatie niet langer wenselijk was en dat hij in aanmerking wilde komen voor begeleid wonen in een tehuis, waarvoor onderbewindstelling een voorwaarde was. De kantonrechter beoordeelde de aangevoerde gronden voor onderbewindstelling en concludeerde dat er zowel lichamelijke als geestelijke redenen aanwezig waren die de rechthebbende tijdelijk of duurzaam niet in staat stelden om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Ondanks dat de rechthebbende gezondheidsklachten had, was er geen sprake van verkwisting of problematische schulden. De kantonrechter vond het verzoek tot onderbewindstelling gerechtvaardigd, vooral gezien het belang van de rechthebbende om te verhuizen naar het tehuis.
De kantonrechter wees op de onwenselijkheid van voorwaarden die door stichtingen worden gesteld voor toegang tot zorgvoorzieningen, en benadrukte dat de belangen van de rechthebbende voorop moeten staan. Uiteindelijk werd besloten om het bewind in te stellen over alle goederen van de rechthebbende en werd een professionele bewindvoerder benoemd. De beloning voor de bewindvoerder werd vastgesteld op € 519,40 exclusief BTW, en de beschikking werd ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open, dat binnen drie maanden na de uitspraak kan worden ingesteld.