Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2013. De belanghebbende had in zijn aangifte een kwijtscheldingswinstvrijstelling opgegeven van € 231.361, wat leidde tot een negatieve belastbare winst uit onderneming van € 17.377. De inspecteur heeft echter correcties aangebracht en het aangegeven bedrag verminderd met € 125.011, wat resulteerde in een bijdrage-inkomen van € 107.634. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de inspecteur terecht de verrekenbare verliezen van voorgaande jaren en het verlies uit 2013 in mindering heeft gebracht bij de bepaling van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. De rechtbank concludeert dat de inspecteur dit terecht heeft gedaan, aangezien de wetgeving duidelijk is en geen ruimte biedt voor verliesverrekening over de jaargrens heen. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende op rechtsongelijkheid af, omdat de wetgever bewust heeft gekozen voor de huidige regeling en er geen sprake is van gelijke gevallen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.