Verzoeker stelt in het verzoekschrift dat rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
De kantonrechter dient er zich zelf van te vergewissen of er sprake is van dusdanige lichamelijke en/of geestelijke toestand die het instellen van een beschermingsbewind en mentorschap rechtvaardigt. De kantonrechter heeft in dat verband op 25 augustus 2016 rechthebbende zelf gehoord in de verzorgende instelling waar rechthebbende op dit moment verblijft. Wat betreft het besprokene verwijst de kantonrechter naar de inhoud van procesverhaal van gehoor d.d. 25 augustus 2016. Rechthebbende, thans 87 jaar oud, verblijft op een gesloten geriatrische afdeling van een verzorgende instelling van verzoeker te [adres rechthebbende] . Bij het horen waren aanwezig de beoogde beschermingsbewindvoerder [naam en adres bewindvoerder] en [naam psycholoog] (gezondheidszorgpsycholoog). Op de vraag wat rechthebbende zelf vond van het onderhavige verzoek antwoordde deze: “Als ik vrij ben, kan ik het zelf. Dan kan ik ook weer trainen en gezond eten.” Hij wist niet te vertellen hoelang hij al in [adres rechthebbende] verbleef. Wel maakte hij duidelijk dat hij weer terugwilde naar zijn huurwoning in Rotterdam.
Hij betwist dat er sprake was van ernstige verwaarlozing van zijn huurwoning en van zorgweigering in de thuissituatie. Hij heeft vroeger aan gewichtheffen gedaan en wil zo snel mogelijk weer met gewichten gaan trainen. Hij denkt dat hij zijn woning zelf weer op orde kan krijgen. Volgens rechthebbende was hij daar al mee bezig. Duidelijk is ook dat rechthebbende zijn huidig verblijf ervaart als een gevangenis! Tijdens de verdere behandeling blijft onduidelijk wat er precies aan de hand is met rechthebbende en ook blijft onduidelijk wat er in het kader van de rechtelijke machtiging is gebeurd. De kantonrechter geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij behoefte heeft aan nadere informatie. [naam psycholoog] belooft z.s.m. nadere informatie aan de kantonrechter te doen toekomen -voor zover aanwezig- in het haar ter beschikking staande dossier.
De kantonrechter heeft aansluitend nog gesproken met de heer [naam neef] (een neef van rechthebbende) en diens echtgenote. De heer [naam neef] heeft eerder schriftelijk zich akkoord verklaard met het uitspreken van de maatregel van onderbewindstelling en mentorschap.
De [naam neef] is het enige familielid met wie rechthebbende in de afgelopen jaren contact heeft gehad. Hij vertelt dat rechthebbende altijd alleenstaand is geweest, dat hij altijd heeft gewerkt, dat hij een klap heeft gehad destijds in het leger in Indonesië. Hij heeft “nare dingen” meegemaakt maar is daar nooit voor behandeld. Hij heeft zich daaraan onttrokken.
Hij is heel wantrouwig. Rechthebbende heeft geen echte scholing gehad maar is wel heel technisch. Zijn bazen waren altijd heel tevreden over hem., aldus de [naam neef] .
Op 1 september 2016 heeft de kantonrechter deze aanvullende informatie ontvangen.
De kantonrechter verwijst naar de inhoud van de brief van 30 augustus 2016, afkomstig van mw. A. de Nijs (specialist ouderengeneeskunde) en eerder genoemde [naam psycholoog] .
Deze brief bevat onder meer de navolgende relevante informatie:
“Bij de opname in november 2015 in [naam verpleeghuis] was er sprake van fors paranoïd-psychotisch toestandsbeeld bij [rechthebbende] . Gedurende de opname bij [naam verpleeghuis] was er sprake van toenemende cognitieve stoornissen. Deze cognitieve stoornissen zien we hier in ons verpleeghuis echter niet. Er valt daarom te twijfelen of er sprake is van een frontoremporaal dementie bij [rechthebbende] .
Wij overwegen [rechthebbende] over te plaatsen naar [naam en adres tehuis] . Dit gezien de afkomst van [rechthebbende] . Op de Indische woning wordt zowel somatische als psychogeriatrische zorg geleverd. De neef van [rechthebbende] woont in [woonplaats neef] , dat is dichtbij [naam en adres tehuis] . Ons is duidelijk geworden dat hij behoefte heeft aan enige eigen regie zoals het kopen van boodschappen die voor hem belangrijk zijn, zoals vers fruit. Op [naam en adres tehuis] is een winkeltje aanwezig, waar [rechthebbende] onder begeleiding vers fruit kan kopen. We hebben niet de indruk, dat [rechthebbende] met zijn slechte visus de afdeling zou gaan verlaten. Mocht hij dit willen, dan kan dit onder begeleiding. Uit recent gekregen informatie van zijn neef bleek dat lange tijd niet duidelijk was dat het gezichtsvermogen van [rechthebbende] steeds slechter werd.
Mogelijk heeft de slechte visus bijgedragen aan de mate van verwaarlozing van de woning.”
De brief bevat verder nog relevante medische voorgeschiedenis over rechthebbende.