ECLI:NL:RBZWB:2016:5625

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2016
Publicatiedatum
12 september 2016
Zaaknummer
02/800296-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kroon
  • J. Janssen
  • A. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel aan veelpleger van winkeldiefstallen met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere winkeldiefstallen heeft gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 mei 2016 in Breda cosmetica en koffie heeft gestolen uit een Jumbo-supermarkt. Tijdens de diefstal heeft hij een medewerker van de winkel, [slachtoffer], geduwd en met een mes gedreigd. Daarnaast heeft de verdachte op 2 mei 2016 vier T-shirts gestolen uit de Superdry Store en op 8 mei 2016 diverse toiletartikelen en drogisterijproducten uit twee vestigingen van Albert Heijn. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en de verdachte wettig en overtuigend schuldig bevonden aan de feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) op te leggen, besproken. De verdediging heeft betoogd dat de ISD-maatregel niet kan worden opgelegd, omdat de verdachte niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het opleggen van een nieuwe ISD-maatregel in strijd is met de strekking van de wettelijke regeling, omdat eerdere veroordelingen niet meegewogen mogen worden. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800296-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte 1]
geboren op [datum en plaats]
gedetineerd in PI Zuid West, De Dordtse Poorten te Dordrecht
raadsman mr. H.A. van der Hout, advocaat te Bergen op Zoom

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Zondervan, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
feit 1
hij op of omstreeks 6 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen cosmetica en/of koffie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (medewerker Jumbo), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft geduwd en/of die [slachtoffer] voornoemd (met kracht) bij de keel heeft gepakt/gegrepen en/of (vervolgens/daarbij) een mes heeft gepakt en/of steekbewegingen heeft gemaakt met dat mes in de richting van en/of naar die de [slachtoffer] voornoemd;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2016 te Breda [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meerdere malen, althans eenmaal met een mes naar en/of in de richting van die de [slachtoffer] voornoemd heeft gestoken;
feit 2
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vier, althans een of meer shirt(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Superdry Store, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 3
hij op of omstreeks 08 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid toiletartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Nieuwstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 4
hij op of omstreeks 08 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid drogmetica producten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Haagdijk), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 primair en de feiten 2, 3 en 4 heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 1 primair baseert de officier van justitie zich op de aangifte van Jumbo-medewerker De [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] , het proces-verbaal van bevindingen waarin een uitwerking van de camerabeelden uit Jumbo is gerelateerd en de verklaring van verdachte bij de politie en bij de rechter-commissaris. Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [aangever] namens Superdry Store en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden uit de winkel zijn gerelateerd. Ten aanzien van feit 3 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van Albert Heijn-medewerker [aangever 2] en het proces-verbaal van bevindingen waarin camerabeelden uit Albert Heijn aan de Nieuwstraat zijn gerelateerd. Ten aanzien van feit 4 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van Albert Heijn-medewerker [aangever 3] en het proces-verbaal van bevindingen waarin camerabeelden uit Albert Heijn aan de Haagdijk zijn gerelateerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1, 3 en 4. De verdediging wijst ten aanzien van feit 1 daarbij op het volgende.
Verdachte heeft alle artikelen die hij uit de rekken had gepakt op de band gelegd. Misschien heeft verdachte, voordat hij bij de kassa kwam, nog artikelen in een rek terug gelegd maar dit weet hij zich niet meer te herinneren. De camerabeelden sluiten deze mogelijkheid in ieder geval niet uit. Toen verdachte niet wenste mee te werken aan een controle van zijn rugzak en naar buiten wilde lopen, werd hij tegengehouden en vastgepakt door De [slachtoffer] . Vervolgens heeft De [slachtoffer] verdachte met een slingerbeweging hard op de grond geworpen. Verdachte schrok hier zo van dat hij in een reflex een aardappelschilmesje uit zijn zak heeft gepakt en aan die De [slachtoffer] heeft getoond om hem daarmee uit zijn buurt te kunnen houden. De verdediging betwist dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt en dat hij De [slachtoffer] naar de keel zou hebben gegrepen. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van feit 1 primair en subsidiair. Hoogstens zou de ten laste gelegde bedreiging onder feit 1 subsidiair tot een bewezenverklaring kunnen leiden.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 stelt de verdediging zich op het standpunt dat uit de camerabeelden niet kan worden afgeleid dat verdachte spullen uit de winkel in zijn tas heeft gedaan die hij niet ter betaling aan de kassa heeft aangeboden. Verdachte heeft ten aanzien van beide feiten een beroep gedaan op zijn zwijgrecht, dan wel ontkent deze feiten te hebben gepleegd. Wegens onvoldoende bewijs dient derhalve vrijspraak te volgen voor beide feiten. Ten aanzien van feit 2 merkt de verdediging op dat juridisch gezien tot een bewezenverklaring zou kunnen worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1 primair
Op 6 mei 2016 was [slachtoffer] aan het werk in supermarkt Jumbo te Breda. Op verzoek van een collega hield De [slachtoffer] een man, de latere verdachte, in de gaten die zich verdacht gedroeg. Hij zag dat verdachte een rugzak en een gele plastic tas van Jumbo bij zich droeg. De [slachtoffer] zag dat verdachte twee bussen koffie uit zijn mandje haalde en in zijn rugtas deed. Daarna zag hij dat verdachte diverse cosmetica producten in de Jumbo plastic tas stopte.
De [slachtoffer] positioneerde zich vervolgens na de kassa’s en zag dat verdachte de goederen die in zijn winkelmandje lagen op de band zette. Hierop heeft De [slachtoffer] aan verdachte gevraagd of hij alle boodschappen op de band had gezet, hetgeen verdachte bevestigde. Toen De [slachtoffer] vroeg of hij in de tas van verdachte mocht kijken werd dit door verdachte geweigerd. Verdachte maakte aanstalten om de winkel te verlaten en wilde om De [slachtoffer] heen lopen. De [slachtoffer] verzocht verdachte om in de winkel te blijven wachten tot de politie er was. Verdachte wilde echter langs De [slachtoffer] naar buiten lopen en De [slachtoffer] voelde daarbij een duw. De [slachtoffer] heeft verdachte bij zijn armen gepakt en terug de winkel in geduwd waardoor verdachte ten val kwam. Toen verdachte weer opstond zag De [slachtoffer] dat de verdachte een mes in zijn hand hield en daarbij een stekende beweging maakte in de richting van De [slachtoffer] . Verdachte verliet vervolgens de winkel, maar kwam direct weer terug om zijn tas te halen waarna hij weer vertrok. [1]
Getuige [getuige] , eveneens medewerker bij Jumbo, zag dat verdachte weg wilde lopen en dat De [slachtoffer] voor hem bleef lopen. [getuige] zag dat verdachte De [slachtoffer] duwde en dat De [slachtoffer] de man daarop vastpakte en hem terug de winkel in ‘gooide’. Ineens hoorde hij De [slachtoffer] zeggen dat de man een mes had, waarop [getuige] inderdaad zag dat de man een mes dreigend voor zich vasthield. [2]
Door verbalisant [naam verbalisant] zijn de camerabeelden van de winkel bekeken. Op de beelden is te zien dat verdachte twee producten uit zijn winkelmandje haalt en in zijn rugzak stopt. [3] Op de beelden van de camera die gericht staat op de kassa’s is vervolgens te zien dat een medewerker de weg blokkeert voor verdachte. [naam verbalisant] ziet op de beelden dat verdachte de medewerker met twee handen probeert weg te duwen. Wanneer verdachte probeert om de winkel te verlaten, pakt de winkelmedewerker verdachte met twee handen vast en slingert hij hem terug de winkel in waardoor verdachte ten val komt. Wanneer verdachte weer is opgestaan maakt hij een slaande of stekende beweging in de richting van de medewerker waardoor deze terugdeinst. Verdachte loopt vervolgens met een voorwerp in zijn rechterhand de winkel uit. Direct daarna loopt hij, nog steeds met dat voorwerp in zijn rechterhand, terug de winkel in om zijn tassen te pakken. [4] De rechtbank heeft ter zitting de camerabeelden die in het procesdossier zitten aan verdachte getoond. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij Jumbo boodschappen kwam doen, dat hij niet wilde dat de medewerker in zijn tassen keek omdat dit privé was, dat hij de kassa’s voorbij liep en dat de medewerker hem toen begon te duwen. De medewerker heeft verdachte vervolgens een klap gegeven waardoor hij viel. Verdachte is toen opgestaan en heeft een klein mes gepakt [6] . Ter zitting heeft verdachte hier nog aan toegevoegd dat hij het mes aan de medewerker heeft getoond en dat de medewerker wegsprong omdat hij zich kennelijk bedreigd voelde door het mes. [7]
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte goederen van Jumbo heeft gestolen. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte goederen uit het winkelmandje haalt en in zijn rugzak stopt. Door de goederen in zijn rugtas te plaatsen, terwijl hij de beschikking had over een winkelmandje, heeft verdachte de goederen aan de feitelijke heerschappij van Jumbo onttrokken. Gezien de handelwijze van verdachte acht de rechtbank bewezen dat het oogmerk van verdachte op het wegnemen van deze goederen was gericht. Er was dus op dat moment reeds sprake van een voltooide diefstal. Dat verdachte de goederen, voordat hij bij de kassa kwam, zou hebben teruggezet in een rek acht de rechtbank niet relevant, omdat die handeling de voltooide diefstal niet ongedaan zou kunnen maken. Overigens vindt de rechtbank deze verklaring ook niet geloofwaardig. Immers, dan was er voor verdachte niks op tegen geweest om de medeweker in zijn rugtas te laten kijken toen daarom werd verzocht. De weigerende houding van verdachte is daarmee eerder een extra indicatie dat daarin gestolen goederen van Jumbo zaten.
Verdachte heeft bij deze diefstal, nadat hij de kassa was gepasseerd, geweld tegen medewerker De [slachtoffer] gebruikt. Zowel De [slachtoffer] als [getuige] verklaren dat verdachte De [slachtoffer] een duw gaf, hetgeen wordt ondersteund door de camerabeelden. Dat verdachte De [slachtoffer] ook naar de keel zou hebben gegrepen, heeft de rechtbank op grond van de camerabeelden niet kunnen vaststellen, zodat de rechtbank verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken. Wel volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte een mes heeft gepakt.
De [slachtoffer] verklaart dat verdachte een stekende beweging met het mes in zijn richting heeft gemaakt. Ook verbalisant [naam verbalisant] ziet op de beelden dat verdachte een stekende c.q slaande beweging maakt. Bij het tonen van de beelden ter zitting constateert de rechtbank dat verdachte inderdaad één stekende beweging maakt in de richting van De [slachtoffer] . Ook is te zien dat de medewerker, die toch een kop een groter is dan verdachte en die verdachte kort daarvoor nog met een duw ten val heeft weten te brengen, achteruit deinst als verdachte is opgestaan. De rechtbank acht het aannemelijk dat De [slachtoffer] terugdeinsde, omdat hij zich bedreigd voelde door het mes dat verdachte in zijn hand hield. Dit is ook in het lijn met de verklaring die verdachte daarover zelf heeft afgelegd ter zitting. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate vast dat verdachte De [slachtoffer] tevens heeft bedreigd met geweld door één stekende beweging met een mes in zijn richting te maken.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat verdachte handelde uit noodweer, dan wel dat sprake zou zijn van psychische overmacht. De rechtbank verwerpt deze verweren. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waartegen een noodzakelijke verdediging is geboden. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de feiten en omstandigheden niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een situatie waarin het voor verdachte noodzakelijk was om ter verdediging een mes te pakken en daarmee een stekende beweging te maken om De [slachtoffer] op afstand te houden. Verdachte had immers, zijn lezing volgende dat hij geen goederen van Jumbo in zijn rugtas had zitten, gewoon in de winkel kunnen wachten op de politie, zoals hem door de [slachtoffer] was verzocht. Bovendien heeft verdachte zichzelf in deze positie gebracht, zodat hem ook om die reden geen beroep op noodweer toekomt. Dat er sprake zou zijn van psychische overmacht is door de verdediging op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
feit 2
Op 2 mei 2016 zag een winkelmedewerkster van Superdry Store te Breda een man met een donkere huidskleur, donkere kleding en een zonnebril de winkel binnenkomen. Zij herkende de man, omdat hij de week daarvoor ook in de winkel was geweest en de aandacht had getrokken. Ook is deze man genoemd in een groepsapp van ondernemers uit dezelfde winkelstraat als waar Superdry Store is gevestigd. Toen de winkelmedewerkster andere klanten hielp bij de kassa, zag zij dat de man de winkel verliet en tegelijkertijd hoorde zij het alarm van de detectiepoortjes van de winkel afgaan. De winkelmedewerkster zag dat de man er als een haas vandoor ging. Uit het voorraadsysteem van de winkel bleek dat er vier T-shirts weg waren. [initialen] [aangever] heeft vervolgens namens Superdry Store aangifte gedaan van diefstal van vier T-shirts. [8]
Door verbalisant [naam verbalisant 2] zijn de camerabeelden van de winkel bekeken. Op de beelden is te zien dat een man met zonnebril op zijn hoofd en gekleed in een zwart T-shirt, groene broek en wit met zwarte schoenen in de winkel staat. De man houdt een rugtas vast. De man gaat vervolgens gebukt achter een tafel met kleding zitten. Wanneer de man vervolgens naar de uitgang van de winkel loopt, houdt hij met zijn beiden armen gestrekt zijn rugtas boven zijn hoofd. Op het moment dat de man voorbij de poortjes loopt, lichten de lampjes van de poortjes op. [9] Van de camerabeelden zijn stills opgenomen in het dossier [10] .
Wanneer deze camerabeelden aan verbalisant [naam verbalisant 3] worden getoond herkent hij de man op de beelden voor 100% aan zijn uiterlijk, gelaat, haardracht en opvallende loopje als de hem ambtshalve bekende [verdachte 2] , zijnde verdachte. [naam verbalisant 3] spreekt en ziet verdachte minstens eenmaal per twee weken. [11]
Ook verbalisant [naam verbalisant 4] herkent de man op de beelden direct aan zijn gelaat, uiterlijk en loopje als de hem ambtshalve bekende [verdachte 2] . [naam verbalisant 4] is wijkagent in de omgeving waar de daklozenopvang is gevestigd en waar hij verdachte regelmatig tegenkomt. [12]
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vier shirts heeft gestolen uit de Superdry Store te Breda. Verdachte is duidelijk in beeld en wordt door beide verbalisanten, die verdachte met regelmaat zien en spreken, direct herkend.
feit 3
Namens Albert Heijn, gelegen aan de Nieuwstraat te Breda, heeft [initialen]. [aangever 2] aangifte gedaan van diefstal van diverse toiletartikelen gepleegd op 8 mei 2016 [13] .
De camerabeelden van de winkel zijn door verbalisant [naam verbalisant 5] bekeken. Op de beelden is te zien dat op 8 mei 2016 om 14.24.50 uur een man met een getinte, dan wel donkere huidskleur, donkere broek, jas met witte lange mouwen, witte schoenen en rugzak de winkel binnenloopt. De man loopt om 14.25.10 uur de gang met drogmeticaproducten in en heeft een blauw winkelmandje vast waarin enkele goederen liggen. De man zet zijn winkelmandje op de grond en doet zijn rugzak af. Vervolgens is te zien dat de man zijn rugzak opent, een product uit het schap pakt en dit product in zijn rugzak steekt. Dit herhaalt de man drie keer. Te zien is dat de man een fel geel gekleurd trainingsjack draagt met een groot Adidasteken. Tevens is te zien dat de man een zwart petje met een oranje letter op heeft. De man loopt wat verder de gang in en steekt vervolgens weer een goed uit het schap in zijn rugzak. Dit herhaalt de man zeven keer. De man loopt dan weer een stukje terug de drogmetica gang in en steekt nog driemaal een goed uit het schap in zijn rugzak. De man sluit daarna zijn rugzak en loopt om 14.26.49 uur het gangpad uit. Om eveneens 14.26.49 uur is te zien dat de man met de tas op zijn rug richting de kassa en uitgang loopt. Om 14.27.01 uur passeert de man de kassa’s zonder enig goed ter betaling aan te bieden. [14]
Wanneer deze camerabeelden aan verbalisant [naam verbalisant 6] worden getoond herkent zij de man op de beelden onmiddellijk aan zijn postuur, lengte, houding, huidskleur en modus operandi als de haar ambtshalve bekende [verdachte 2] , zijnde verdachte. Tevens herkent zij hem aan zijn kleding, waarin zij verdachte tijdens haar dagelijkse werkzaamheden regelmatig in heeft zien lopen. [15] Verbalisant [naam verbalisant 7] herkent de man op de beelden onmiddellijk aan zijn kleding, postuur, loopje, huidskleur en modus operandi als de hem ambtshalve bekende [verdachte 2] . [naam verbalisant 7] heeft meerdere malen contact met verdachte gehad en kent hem uit de dagelijkse teambriefings. [16]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte diverse toiletartikelen uit de Albert Heijn aan de Nieuwstraat te Breda heeft gestolen. Uit de camerabeelden blijkt dat een man meerdere goederen uit het drogmetica gangpad in zijn rugzak stopt, zijn rugzak sluit, op zijn rug hangt en zonder te betalen de winkel verlaat. Verdachte is duidelijk en volledig in beeld en wordt door beide verbalisanten, die verdachte met regelmaat zien en spreken, direct herkend. Dat verdachte nog goederen heeft teruggezet komt de rechtbank, gelet op de tijdspanne, onaannemelijk voor. Bovendien is reeds sprake van een voltooide diefstal wanneer de goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende worden onttrokken.
feit 4
Namens Albert Heijn, gelegen aan de Haagdijk te Breda, heeft G.C. [aangever 3] aangifte gedaan van diefstal van diverse drogmetica producten gepleegd op 8 mei 2016. [17]
De camerabeelden van de winkel zijn door verbalisant [naam verbalisant 5] bekeken. Op de beelden is te zien dat op 8 mei 2016 om 16.45.38 uur een man de winkel in komt lopen. Om 16.46.33 uur loopt de man de drogmetica gang in. Hij houdt daarbij zijn rugtas in zijn hand. De man pakt zes maal een goed uit het schap en stopt deze goederen steeds in zijn rugtas. Wanneer hij wordt aangesproken staakt de man zijn handelingen en loopt hij om 16.46.41 uur het gangpad uit. Om 16.46.56 uur loopt de man de kassa’s voorbij zonder een goed ter betaling aan te bieden. Verbalisant [naam verbalisant 5] herkent de man op de beelden voor 100% als de persoon die op de camerabeelden staat van de Albert Heijn, vestiging Nieuwstraat. Hij herkent de man aan zijn postuur, huidskleur, het opvallend groot Adidas logo op het fel gele jack, de pet met oranje letter, de rugzak en de witte schoenen. [18]
Wanneer deze camerabeelden aan verbalisant [naam verbalisant 6] worden getoond herkent zij de man op de beelden onmiddellijk aan zijn petje, lengte, houding en donkere huidskleur als de haar ambtshalve bekende [verdachte 2] , zijnde verdachte. Tevens herkent zij hem aan zijn kleding, waarin zij verdachte tijdens haar dagelijkse werkzaamheden regelmatig in heeft zien lopen [19] Verbalisant [naam verbalisant 7] herkent de man op de beelden eveneens onmiddellijk aan zijn postuur, loopje, huidskleur en modus operandi als de hem ambtshalve bekende [verdachte 2] . [naam verbalisant 7] heeft meerdere malen contact met verdachte gehad tijdens zijn dagelijkse werkzaamheden. [20]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte diverse drogmetica producten uit de Albert Heijn aan de Haagdijk te Breda heeft gestolen. Uit de camerabeelden blijkt dat een man meerdere goederen in zijn rugzak stopt en, nadat hij wordt aangesproken, zonder te betalen de winkel verlaat. Verdachte is duidelijk en volledig in beeld en draagt bovendien dezelfde kleding als eerder op de dag tijdens de gepleegde diefstal in de vestiging aan de Nieuwstraat van Albert Heijn. Verdachte wordt dan ook direct door beide verbalisanten herkend. Dat verdachte nog goederen heeft teruggezet komt de rechtbank, gelet op de tijdspanne, onaannemelijk voor. Bovendien is reeds sprake van een voltooide diefstal wanneer de goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende worden onttrokken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
hijop
of omstreeks6 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
cosmetica en/of koffie, in elk gevalenig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan Jumbo,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (medewerker Jumbo), gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of ombij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die
De[slachtoffer] voornoemd
meerdere malen, althanseenmaal
(met kracht
)heeft geduwd
en/of die [slachtoffer] voornoemd (met kracht) bij de keel heeft gepakt/gegrepenen
/of (vervolgens
/daarbij)een mes heeft gepakt en
/ofeensteekbeweging
enheeft gemaakt met dat mes in de richting van
en/of naardie
dDe [slachtoffer] voornoemd;
feit 2
hijop
of omstreeks 02 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vier
, althans een of meershirt(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Superdry Store
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 3
hijop
of omstreeks 08 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid toiletartikelen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Albert Heijn (vestiging Nieuwstraat)
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 4
hijop
of omstreeks 08 mei 2016 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid drogmetica producten,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Albert Heijn (vestiging Haagdijk
), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer en psychische overmacht niet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) op te leggen en wijst in dit verband op het reclasseringsrapport van 7 juli 2016.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich niet verenigen met het advies van de reclassering om aan verdachte opnieuw de ISD-maatregel op te leggen en waarop de vordering van de officier van justitie is gestoeld. Verdachte voldoet niet aan de wettelijke vereisten waardoor het opleggen van deze maatregel niet mogelijk is. Bovendien moet de ISD-maatregel als ultimum remedium worden aangewend en niet als noodoplossing. Verdachte is ook niet bereid om mee te werken aan deze maatregel. Er zijn meer mogelijkheden om gedragsverandering te bewerkstelligen. De verdediging verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van beperkte duur waarvan een voorwaardelijk deel zodat bijzondere voorwaarden aan verdachte kunnen worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft drie winkeldiefstallen gepleegd, alsmede een winkeldiefstal waarbij verdachte geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt. Verdachte heeft een winkelmedewerker geduwd en een stekende beweging gemaakt met een mes in de richting van die medewerker.
Verdachte lijkt, kijkend naar zijn strafblad, van het op grote schaal plegen van vermogensdelicten een gewoonte te hebben gemaakt. Hiervan zijn andere mensen de dupe. Diefstallen leiden tot veel schade en overlast voor de maatschappij. Verdachte is vele malen eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten. Verdachte moet dan ook worden gezien als een veelpleger die steeds terugvalt in hetzelfde patroon.
Van 2013 tot 2015 onderging verdachte een ISD-maatregel. De reclassering heeft in een rapport van 7 juli 2016 geadviseerd om opnieuw aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Er zijn aanwijzingen voor middelen-, gedrags- en persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte die tevens als zwakbegaafd wordt gediagnosticeerd. Verdachte is een stelselmatige dader met een pro-criminele houding zonder inzicht in zijn problematiek. Eerdere toezichten vanuit de reclassering zijn allemaal negatief beëindigd zodat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet om verdachte in een voorwaardelijke kader te begeleiden. De ISD-maatregel die verdachte reeds heeft ondergaan, heeft geen effect op verdachte gehad, net als de oplegging van voorwaardelijke straffen. De reclassering schat het recidiverisico en de kans op onttrekking aan de voorwaarden hoog in, zodat zij meent dat een onvoorwaardelijke ISD de meeste garantie biedt dat verdachte een voor hem geïndiceerde traject kan doorlopen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op zichzelf wel voldoet aan de eisen die de wettekst van artikel 38m Wetboek van Strafrecht aan de oplegging van de ISD-maatregel stelt. Verdachte is immers in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel veroordeeld. Deze drie eerdere veroordelingen betreffen echter de vorige ISD-maatregel en daaraan vooraf gegane gevangenisstraffen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel op dit moment niet aan de orde kan zijn. Het is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de strekking van de wettelijke regeling rondom de ISD-maatregel om bij opleggen van een nieuwe ISD-maatregel de vorige ISD-maatregel of gevangenisstraffen die zijn opgelegd voorafgaand aan of gedurende die vorige ISD-maatregel als veroordelingen mee te wegen.
De rechtbank zal voor de strafoplegging rekening houden met de landelijke oriëntatiepunten voor straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd, alsmede met de frequente recidive van verdachte, het reclasseringsrapport van 7 juli 2016 en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal alles afwegende voor de vier feiten tezamen aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis reeds heeft doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel sorteert naar het oordeel van de rechtbank, gezien de houding van verdachte en de berichtgeving van de reclassering over eerdere negatieve beëindigingen, geen effect bij verdachte zodat dit achterwege wordt gelaten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren;
feit 2:Diefstal;
feit 3:Diefstal;
feit 4:Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kroon, voorzitter, mr. Janssen en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Althuis, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2016.
Mr. Vliegenberg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal uit het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2016116409 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 36.
2.Proces-verbaal van getuigenverhoor, p. 23-24
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
5.CD-rom met videobestanden.
6.Proces-verbaal van verhoor, p. 34.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 19 augustus 2016
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal uit het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2016119906 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 77.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
10.Afbeeldingen, p. 39-42.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 47-52.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 53-54.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 59
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 63.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65-66.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.