Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
,
gevestigd te [woonplaats 2] ,
1.De procedure
- de faxbrief van mr. Kersten van 19 augustus 2016;
23 augustus 2016 blijkt dat partijen geen schikking hebben bereikt, waarna uitspraak van de beschikking is bepaald.
2.De feiten
U bent zonder bericht van verhindering en zonder geldige reden vanaf16 maart 2016 niet meer op het werk verschenen, zodat sprake is van werkweigering. Om die reden zeg ik het dienstverband met u op, op grond van een dringende reden, een en ander met onmiddellijke ingang. Daarbij speelt, zowel afzonderlijk als in samenhang beschouwd, een rol dat ik inmiddels heb begrepen dat u zich in Duitsland bezig gehouden hebt met criminele activiteiten op het gebied van drugs. Dergelijke werkzaamheden verdragen zich niet met de verantwoordelijkheid die bij uw functie hoort. Los daarvan heb ik u ook geen toestemming gegeven voor het verrichten van nevenwerkzaamheden als bedoeld in art. 6 van dearbeidsovereenkomst.
Ik zal opdracht geven een eindafrekening op te stellen.”
3.Het verzoek en het tegenverzoek
4.De beoordeling
28 maart 2016 voldoet aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 BW. Een ontslag op staande voet is geldig, indien aan de volgende eisen is voldaan:
'Wanneer hij zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt.'Gezien de terminologie van het voorbeeld heeft de wetgever bedoeld dat vast moet staan dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf en dat de enkele verdenking daarvan niet voldoende is voor de conclusie dat er sprake is van een dringende reden. Een verdenking kan dus op grond van de wet geen objectief dringende reden zijn (zie ook mr. dr. M.M. Koevoets, “Niet in de bak en toch ontslag?”, ArbeidsRecht 2002-63).
“U bent zonder bericht van verhindering (…) vanaf 16 maart 2016 niet meer op het werk verschenen”in de brief van 28 maart 2016 feitelijk onjuist.
‘andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.’
“ [verzoeker] heeft zich ingelaten met criminele activiteiten en zij heeft daarmee welbewust het risico aanvaard dat zij zou worden aangehouden en gevangen gezet. Door dat verwijtbare handelen heeft [verzoeker] haar werkgeefster ernstig benadeeld, daaronder middels langdurig werkverzuim. Deze situatie is van dien aard dat [verweerster] niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst in stand te laten.”
14 juli 2016 bij monde van zijn boekhouder en ter zitting zelf nog heeft aangevoerd, leidt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. De kantonrechter heeft begrip voor de problemen waarvoor [verweerster] zich door de afwezigheid van [verzoeker] gesteld zag. Dat [verweerster] echter niet gekozen heeft voor een arbeidsovereenkomst (voor bepaalde tijd) voor de duur van de afwezigheid van [verzoeker] , maar aan Van Vliet een arbeidsovereenkomst voor de duur van 7 maanden heeft gegeven, waardoor [verweerster] tot de afloop van die arbeidsover-eenkomst met Van Vliet gedeeltelijk dubbele salariskosten heeft, is een omstandigheid die in de verhouding met [verzoeker] voor rekening en risico van [verweerster] komt. De stelling van [verweerster] ter zitting dat hij heeft geprobeerd om iemand voor de duur van de afwezigheid van [verzoeker] in dienst te nemen, maar dat dit niet is gelukt, heeft [verweerster] niet nader onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat.
verder in de zaak van het verzoek
5.De kosten
6.De beslissing
6.3 verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;