Op 8 februari 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling met de dood tot gevolg. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 8 maart 2015, na een cafébezoek in Yerseke, waar de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer 1], heeft mishandeld. Het slachtoffer is na het incident bewusteloos geraakt en overleed op 13 maart 2015 aan de gevolgen van de mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met een vuist tegen het hoofd heeft geslagen, wat heeft geleid tot ernstig schedel-hersenletsel en uiteindelijk de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte zodanig waren dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan hem kon worden toegerekend.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet had geslagen, maar slechts had geduwd, en dat het slachtoffer mogelijk was gestruikeld. De rechtbank verwierp dit verweer en achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één jaar op, zonder voorwaardelijk deel, en hield rekening met de impact van de daad op de nabestaanden van het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], ter hoogte van € 8.990,19.