In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de verdachte terecht voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 maart 2012 in Vlissingen, waarbij de verdachte de benadeelde met een mes in de buik heeft gestoken. De rechtbank heeft de zaak op verschillende zittingen behandeld, waarbij de verdachte op de laatste zitting niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, terwijl de verdediging aanvoert dat er sprake was van noodweer en dat de verdachte niet strafbaar is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde heeft gestoken, maar heeft ook gekeken naar de context van het incident. De verdachte verklaarde dat hij zich bedreigd voelde door de benadeelde, die aan de deur kwam kloppen en het raam van de deur had ingeslagen. De rechtbank oordeelt dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het goed van de verdachte, en dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen. Echter, de rechtbank concludeert dat de manier waarop de verdachte zich verdedigde, namelijk door met een mes te steken, niet proportioneel was ten opzichte van de dreiging.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep op noodweer niet slaagt, maar dat er wel sprake was van noodweerexces. Dit betekent dat de verdachte niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van alle rechtsvervolging en verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.