ECLI:NL:RBZWB:2016:5372

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
29 augustus 2016
Zaaknummer
AWB 16_1999
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een overbruggingspensioen door de Sociale Verzekeringsbank en de toepassing van EU-richtlijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de toekenning van een overbruggingspensioen. De eiser, geboren op 10 juli 1957, had beroep ingesteld tegen een besluit van de SVB van 2 maart 2016, waarin zijn aanvraag voor een overbruggingsuitkering was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB niet meer kan doen dan uitkeringen toekennen op basis van de wettelijke regelingen die aan de SVB zijn opgedragen. De rechtbank oordeelt dat de SVB terecht heeft vastgesteld dat de eiser, die nog geen 65 jaar oud is, niet in aanmerking komt voor het door de SVB te verstrekken pensioen. De rechtbank wijst erop dat de EU-richtlijn waar de eiser naar verwijst, niet leidt tot directe rechten voor de eiser.

Tijdens de zitting op 10 augustus 2016 in Breda was de eiser aanwezig, bijgestaan door een tolk, terwijl de SVB niet verscheen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aanvraag van de eiser voor een overbruggingspensioen en zijn verwijzing naar de EU-richtlijn 2014/50/EU. De rechtbank heeft de eiser geadviseerd om zich te laten informeren door een juridisch deskundige over mogelijke andere aanspraken op pensioen of uitkeringen, gezien zijn gezondheidsproblemen door langdurig werken in een schadelijke omgeving.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/1999 AOW

uitspraak van 24 augustus 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank(SVB; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 maart 2016 (bestreden besluit) van de SVB inzake zijn recht op een overbruggingsuitkering.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 augustus 2016. Eiser is verschenen en werd bijgestaan door [tolk eiser] , die als tolk in de Poolse taal optrad. De SVB is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser, die geboren is op 10 juli 1957, heeft in een brief van 8 januari 2016 aan de SVB gevraagd om informatie over het recht op brugpensioen. Hij heeft opgave gedaan van zijn arbeidsverleden, in Polen en in Nederland, en van problemen met zijn gezondheid. De SVB heeft die brief aangemerkt als een aanvraag om toekenning van een overbruggingsuitkering. Bij besluit van 18 januari 2016 (primair besluit) is de aanvraag afgewezen.
Bij het bestreden besluit heeft de SVB eisers bezwaar tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep, samengevat, gevraagd om toekenning van een overbruggingspensioen en hij heeft gewezen op de EU-richtlijn 2014/50/EU houdende voorschriften betreffende de bevoegdheden tot de extra pensioenaanspraken.
Ter zitting heeft hij toegelicht dat zijn werkloosheidsuitkering is afgelopen en dat hij nog niet voor een pensioenuitkering in aanmerking komt. Volgens eiser heeft de SVB de bedoeling van zijn aanvraag goed begrepen maar is over het hoofd gezien dat hij ook een aanvraag indiende om een uitkering in verband met de gevolgen die eiser in zijn gezondheid ondervindt vanwege langdurig werken in een schadelijke omgeving.
3. De rechtbank overweegt dat de SVB niet méér kan doen dan uitkeringen toekennen krachtens de wettelijke regelingen waarvan de uitvoering aan de SVB is opgedragen. De SVB heeft terecht en op goede gronden vastgesteld dat eiser, die nog geen 65 jaar oud is, niet in aanmerking komt voor een door de SVB te verstrekken (overbruggings)pensioen. De EU-richtlijn waar eiser naar heeft verwezen maakt dat niet anders, waarbij de rechtbank opmerkt dat aan een EU-richtlijn niet rechtstreeks rechten kunnen worden ontleend.
4. Met betrekking tot de vraag of eiser ergens anders dan bij de SVB aanspraak kan maken op een (aanvullend of vervroegd) pensioen, op een uitkering of op een vergoeding in verband met schade die hij in zijn gezondheid ondervindt doordat hij langdurig in het buitenland in een schadelijke omgeving heeft gewerkt, geeft de rechtbank eiser in overweging om zich te laten informeren door een juridisch deskundig adviseur die in die problematiek gespecialiseerd is.
5. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B Sterk, voorzitter, en mr. D. van Kralingen en mr. R.P. Broeders, leden, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.