3.1.De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Bij notariële akte van 15 mei 1987 is aan [eiser] geleverd een woonhuis met schuur, stallen, ondergrond, erf, zijkantdijk en weiland, kadastraal bekend gemeente [kadasternummer] . In het aan [eiser] geleverde pand werd voorheen een cafébedrijf uitgeoefend onder de naam ‘Café ’t Mollekot’.
Op het moment van de levering van het pand was de vijfde herziening van ‘Bestemmingsplan Buitengebied 1978’ van kracht. Volgens dit bestemmingsplan had het perceel van [eiser] de bestemming ‘horecavestiging’. Wat daaronder moest worden verstaan, was niet nader gedefinieerd in het bestemmingsplan.
[eiser] is in het pand, nadat hij dit had verbouwd en had opgeknapt, vanaf 2 september 1989 een café en, vanaf 23 februari 1991, een “danscafé” dan wel “discotheek” gaan exploiteren, de discotheek onder de naam ‘Discotheek ’t Mollekot’.
Op 24 juni 1996 is de Algemene Plaatselijke Verordening Oostburg 1996 (APV 1996) in werking getreden. In de APV 1996 is voor zover hier van belang het volgende bepaald:
“Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.2. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.3. Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.(…)Artikel 6.5 Overgangsbepaling(…)5. Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening (…) zijn niet van toepassing:(…)c voor wat betreft het bepaalde in artikel 2.3.1.2, eerste lid, zolang diegene die houder is van het horecabedrijf op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, nog houder is.(…)”
Op 3 september 1997 heeft [eiser] bij burgemeester en wethouders van de gemeente Oostburg, de rechtsvoorganger van de gemeente, (hierna: b en w) een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer (hierna: de milieuvergunning) aangevraagd voor het oprichten en in werking hebben van een “disco/café”, genaamd ‘Disco La Mar’. In de vergunningaanvraag is vermeld dat een “café/dansgelegenheid” zal worden omgebouwd tot een “disco-café bedrijf”. Op dezelfde datum heeft [eiser] een bouwvergunning aangevraagd voor het verbouwen van het café/de dansgelegenheid tot “disco-café bedrijf”. B en w hebben de milieuvergunning en de bouwvergunning verleend op respectievelijk 17 februari 1998 en 1 april 1998.
Bij besluit van 18 juni 1998 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oostburg het ‘Bestemmingsplan Landelijk gebied Oostburg’ vastgesteld. Op 27 januari 2005 heeft de gemeenteraad de tweede herziening van dit bestemmingsplan vastgesteld. In het bestemmingsplan behield het perceel van [eiser] de bestemming ‘horecavestiging’. Ingevolge artikel 18, eerste lid, onder a van de planregels van dit bestemmingsplan zijn gronden met die bestemming bestemd voor horecabedrijven. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 25, wordt onder horecabedrijf verstaan een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
a. het verstrekken van voedsel en/of dranken met het oogmerk dat deze ter plaatse worden genuttigd;
b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
c. het verstrekken van nachtverblijf.
Per 1 januari 2005 is de APV 2004 in werking getreden.
Op enig moment daarna is de APV 2006 in werking getreden. Artikel 2.3.1.2. van de APV 2006 is ten opzichte van artikel 2.3.1.2. van de APV 1996 in die zin gewijzigd dat daaraan een tweede lid is toegevoegd, dat luidt als volgt:
“(…)2. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.(…)”
Op 18 juni 2008 heeft [eiser] een vergunning aangevraagd voor het exploiteren van een horecabedrijf ten behoeve van ‘Discotheek The Limit’.
Bij besluit van 23 december 2009 heeft de burgemeester van de gemeente deze vergunning verleend.
Derden hebben (na bezwaar bij de gemeente) beroep ingesteld bij de rechtbank Middelburg tegen (in de kern) het besluit van 23 december 2009 van de burgemeester.
Tijdens de beroepsprocedure heeft de gemeenteraad van de gemeente bij besluit van 23 juni 2011 het ‘Bestemmingsplan Buitengebied’ vastgesteld. In het plan is aan het pand van [eiser] de aanduiding ‘horeca van categorie 3’ toegekend, op grond waarvan op het perceel van [eiser] de exploitatie van een discotheek was toegestaan. Derden hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van State.
Bij uitspraak van 22 december 2011 heeft de rechtbank Middelburg naar aanleiding van het hiervoor onder k genoemde beroep het besluit van 23 december 2009 van de burgemeester vernietigd. De rechtbank heeft voorts bepaald dat de vergunning alsnog wordt geweigerd en dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Bij brief van 19 januari 2012 heeft de waarnemend burgemeester van de gemeente [eiser] onder meer meegedeeld dat hij in beroep zal gaan van de uitspraak van de rechtbank, dat exploitatie van de discotheek op grond van de uitspraak van de rechtbank illegaal is en dat [eiser] , indien hij een legale exploitatie wenste, een nieuwe aanvraag kon indienen. Volgens de waarnemend burgemeester was zo’n nieuwe aanvraag mogelijk gelet op het nieuwe bestemmingsplan.
Op 2 februari 2012 heeft [eiser] opnieuw een vergunning aangevraagd voor het exploiteren van de discotheek, welke vergunning op 14 november 2012 is verleend.
Bij uitspraak van 19 december 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak van 22 december 2011 van de rechtbank Middelburg bevestigd onder verbetering van gronden. Daartoe heeft de Afdeling overwogen, kort gezegd, dat het ‘Bestemmingsplan Landelijk gebied’ geen discotheek toestaat op het perceel van [eiser] en dat de burgemeester de exploitatievergunning daarom op grond van artikel 2.3.1.2 lid 2 van de APV 1996 had behoren te weigeren.
Bij uitspraak van dezelfde datum heeft de Afdeling het besluit van de gemeenteraad van de gemeente tot vaststelling van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied’ vernietigd voor zover dit betreft de aanduiding ‘horeca categorie 3’ die rust op het plandeel met bestemming ‘Horeca’ voor zover die betrekking heeft op het perceel van [eiser] aan de [adres] . De Afdeling overwoog daartoe als volgt:
“6.2. (…) De activiteiten van een discotheek bestaan in hoofdzaak uit het bieden van gelegenheid tot dansen. Deze activiteit wordt niet genoemd in artikel 1, aanhef en onder 25 van de planregels. Het op het perceel Mollekot 5 gevestigde bedrijf is dan ook geen binnen de voormalige bestemming “Horecavestigingen” passend horecabedrijf. Gelet hierop stond het voorheen geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied” geen discotheek toe op het perceel [adres] .6.3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient een beoordeling plaats te vinden van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen. De raad heeft toegelicht dat geen beoordeling heeft plaatsgevonden van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een discotheek op het perceel [adres] . Verder heeft de raad toegelicht dat de in de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” opgenomen richtafstanden ten aanzien van het perceel [adres] niet zijn betrokken bij de voorbereiding van het plan. Voorts heeft er geen afweging plaatsgevonden ten aanzien van het woon- en leefklimaat van de omwonenden van de op het perceel [adres] toegestane discotheek. Niet is gebleken van een eerdere afweging ten aanzien van deze aspecten van de aanvaardbaarheid van een discotheek op dit perceel. De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit niet met de te betrachten zorgvuldigheid is voorbereid.”
Bij brief van 8 februari 2013 heeft de waarnemend burgemeester van de gemeente [eiser] meegedeeld dat hij uit de uitspraken van de Afdeling afleidt dat discotheekactiviteiten op het perceel van [eiser] niet zijn toegestaan. Verder heeft hij medegedeeld dat hij voornemens is om het besluit van 14 november 2012 om de exploitatievergunning te verlenen te herroepen door het in te trekken en de aanvraag om een exploitatievergunning voor ‘Discotheek The Limit’ voor het gebruik als discotheek te weigeren.
Op 28 februari 2013 heeft de burgemeester de op 14 november 2012 verleende exploitatievergunning ingetrokken.